Dries Deweer: ‘Over oorlogsretoriek en politiek fatsoen’

Twee weken na de grote verkiezingsoverwinning van N-VA is er een grote stap gezet naar confederalisme. De ironie wil dat het juist de door N-VA verguisde PS was die ervoor koos om de vorming van de deelstaatregeringen prioriteit te geven boven de federale regering. Zal het bij die stap blijven, of krijgen we dadelijk de volgende stap?

Confederale logica

Die volgende stap is een confederale federale regering, waarbij de deelstaatcoalities samen een federale regering vormen, met N-VA en CD&V aan Vlaamse kant en PS en cdH aan Franstalige kant. Een centrumrechtse federale regering blijft voorlopig waarschijnlijker, maar als de confederale logica primeert boven de socio-economische logica – wellicht eerder bij MR dan bij N-VA zelf – dan moet N-VA proberen een akkoord te sluiten met de PS. Die opdracht is niet alleen op strategisch vlak een netelige kwestie, impliciet staat het wezen van de politiek zelf op het spel.

Oorlogsretoriek

De voorbije jaren en de voorbije campagneweken in het bijzonder verzorgden N-VA en PS een weinig verheffend schouwspel van agressieve uitspraken, stoten onder de gordel, onverholen minachting en onverbloemde diabolisering. Vanuit Franstalig linkse hoek werden N-VA’ers afgeschilderd als crypto-racistische en meedogenloze separatisten. In de omgekeerde richting werd de PS verketterd als een bastion van cynische oligarchen die de socio-economische malaise prima vinden aangezien ze zo aan de macht blijven.

“Politiek is oorlog zonder bloedvergieten”, schreef Mao Zedong ooit. Met wat er tegenwoordig de taalgrens over en weer wordt geslingerd zouden we het nog gaan geloven ook. Die halve oorlogsretoriek is niet onschuldig. Als beide partijen tot elkaar veroordeeld worden – wat ze eigenlijk sowieso zijn, gezien de electorale krachtverhoudingen én de maatschappelijke verwevenheid van beide landsdelen – dan komt er opeens veel op het spel te staan. De inzet wordt dan immers of er nog wel een ander gesprek dan een scheldpartij mogelijk is. Met andere woorden, de inzet wordt de aard van de politiek zelf.

Aristoteles en Machiavelli

De geschiedenis van de politieke filosofie leert ons dat er in grote lijnen twee opvattingen bestaan over politiek. Het schoolvoorbeeld van de ene opvatting is Aristoteles. Deze Griekse wijsgeer stelde dat mensen van nature politieke wezens zijn, wezens die samenleven als burgers in een gemeenschap die ze gezamenlijk trachten vorm te geven met het oog op het algemeen belang. Volgens Aristoteles is politiek dus in wezen het collectieve streven naar het welzijn van alle leden van de gemeenschap. Het doel van politiek is ervoor zorgen dat iedereen een goed leven kan leiden, wat alleen mogelijk is als de gemeenschap goed functioneert.

Toonbeeld van de andere visie is Machiavelli. Deze politieke denker uit de tijd van de Italiaanse renaissance had een veel minder nobele inschatting van het wezen van politiek. In zijn beruchte boek Il Principe beschreef hij politiek als een machtsspel. Het doel van politiek is het verwerven en behouden van de macht. Alle middelen zijn goed om dat doel te bereiken. Er zijn dus geen morele grenzen aan de strijd met politieke rivalen. Deze cynische benadering van de politiek heeft uiteindelijk geen oog voor het leven van de burgers, tenzij de zorg voor hun welzijn noodzakelijk is om aan de macht te blijven.

Respect als cruciale voorwaarde

Aristoteles en Machiavelli zijn – in hun beknopte weergave – twee uitersten. In feite is de politiek altijd een mengeling van beide benaderingen. Wie aan politiek doet, werkt aan een betere samenleving, maar heeft macht nodig om iets te kunnen realiseren. De strijd om politieke macht is een onvermijdelijk deel van politiek. Er bestaan uiteraard verschillende visies over het te voeren beleid. Macht is wat de doorslag geeft in deze of gene richting. Het streven naar macht en de politieke strijd die daarmee gepaard gaat is in die zin een normale zaak, inclusief het uitvergroten van tegenstellingen.

De politiek als machtsstrijd is dus niet radicaal verschillend van de politiek als samenwerking voor het algemeen belang. Het zijn twee zijden van dezelfde medaille. Er is echter één cruciale voorwaarde voor het bewaren van het evenwicht: respect. Ondanks grote verschillen qua visie kunnen politieke tegenstrevers nog steeds samenwerken voor het algemeen belang, zolang ze in staat zijn om met elkaar het gesprek aan te gaan.

Dialoog is wat de samenleving bijeenhoudt ondanks de machtsstrijd. Constructief gesprek is wat de machtsstrijd verbindt met de zoektocht naar het algemeen belang. Zonder respect is die dialoog verloren. Nochtans hebben politici een plicht om elkaar de hand te reiken om de samenleving vooruit te brengen. Dat is een plicht tegenover hun kiezers, maar bij uitbreiding tegenover elke burger.

Op een hellend vlak

Het demoniseren van de politieke tegenstrevers, agressieve uitlatingen en het overbodig achten van gesprek zijn symptomen van een ernstig gebrek aan respect. Wanneer het respect wegebt, dan worden politieke tegenstrevers gaandeweg politieke vijanden. Het evenwicht tussen Aristoteles en Machiavelli slaat dan over naar de kant van het machiavellisme. De strijd om de macht wordt daarbij op de spits gedreven, en de samenwerking voor het algemeen belang opgeschort. De keuze van de PS voor de macht in Wallonië ten koste van het staatsbelang past alvast in dat kader. Zo begeven ze zich verder op het hellend vlak van de vijandelijke retoriek. Eens het respect verdwijnt en de dialoog op de helling komt te staan, dan ligt politiek geweld beneden op ons te wachten.

Spreken doen N-VA en PS nog steeds. Tijdens de campagne gingen De Wever en Magnette zelfs rechtstreeks het debat aan. Debat en dialoog zijn echter verschillende werelden. In debat hadden ze er beiden belang bij te verketteren en verketterd te worden. De Wever wint geen stemmen door Walen te overtuigen en Magnette evenmin door Vlamingen aan te spreken, dus ze hadden alleen te winnen bij het enthousiasmeren van de eigen achterban. In dialoog moeten ze voorbij dat partijbelang samenwerken aan het algemeen belang. Als de centrumrechtse federale regering niet op de been geraakt, dan komen we dus uit bij een cruciale vraag: Kunnen N-VA en PS nog voldoende wederzijds respect opbrengen om als het moet een constructieve dialoog aan te gaan? Zo niet, dan slaat de polarisering tilt en trekken ze de politiek op langere termijn de dieperik in. Wellicht gaan we dan een lange vechtscheiding tegemoet, ook al kunnen andere partijen voorlopig de kastanjes uit het vuur halen.

 

Bron: De Redactie

 

Laat een reactie achter