Kolet Janssen: ‘Stad aan de stroom’

De burgemeesters van heel wat kleine en middelgrote steden wrijven zich in de handen. Jarenlang hebben ze met bitter weinig succes geprobeerd de stad als woonplek aan te prijzen bij de modale Vlaming. Daarvoor haalden ze zware argumenten van stal.

De stad bruist van leven en ontspanningsmogelijkheden en er is een gigantisch cultureel aanbod. De bakker, de apotheek, de school, de bib en de afhaalchinees zijn om de hoek. Vanuit de stad kun je met het openbaar vervoer altijd overal naartoe zonder parkeerproblemen. Allemaal feiten die niet te ontkennen vallen.Toch houden de meeste Vlamingen niet van de stad. Ze blijven er na hun studies nog even hangen op een yuppenstudio. Misschien wonen ze samen met hun partner een paar jaar op een dakappartementje. Maar zodra ze beginnen te nestelen en kuikentjes kweken, vliegen ze uit naar het platteland. Volgens eigen zeggen wonen ze dan ‘op tien minuutjes rijden’ van dezelfde stad, maar in de praktijk is dat met files en parkeren meegerekend zelden minder dan een half uur. De stad is in de ogen van de meeste Vlamingen nog steeds een oord van verderf: een plek vol autogassen en marginalen, waar je niet met goed fatsoen je kinderen kunt grootbrengen. Er is een bijna-energiecrisis voor nodig om dat beeld bij te stellen.

Want voortaan hoeven de burgemeesters zich niet meer in bochten te wringen om hun groene parken en veilige woonbuurten aan de man te brengen. Er is nu een nieuw onomstotelijk voordeel van het stadsleven opgedoken. Als binnenkort een nieuwe ijstijd aanbreekt, zullen wij, stadsbewoners, stroom hebben en het platteland misschien niet. In de verkavelingsvilla’s zullen de open haarden wellicht drukke tijden tegemoet gaan. In de stad blijven we gebruik maken van onze mobieltjes en laptops, van onze elektrische fornuizen en sfeerverlichting, van onze elektronische aangestuurde verwarming. Op het platteland wordt het binnenkort misschien echt romantisch met kaarslicht en alle dagen BBQ. Maar dat soort romantiek zien mensen liever alleen in de film.

Haag

Misschien wordt het tijd om ook een ander vooroordeel tegenover steden uit de wereld te helpen: dat van de anonimiteit. In een verkavelingswijk heeft elk gezin zijn eigen tuin, de natte droom van elke Vlaming. Elk gezin zijn eigen trampoline en zijn eigen zandbak, zijn eigen gazon en zijn eigen grasmaaier. Daaromheen liefst een hoge haag. Dat bevordert niet alleen de inbraakgevoeligheid maar ook het anoniem naast elkaar leven. In elke stad zijn er tegenwoordig woonwijken met gezellige buurtinitiatieven voor wie dat wil, en voldoende laat-me-met-rustgevoel voor de anderen. Wijken met een interessante mix van mensen uit alle mogelijke landen en culturen. Met gemeenschappelijke speeltuintjes en zitbankjes en een kwalitatief buurtleven. Dat hoef je dus niet per se op het platteland te gaan zoeken.

In plaats van een noodgenerator aan te schaffen, valt het dus misschien ook te overwegen om eens op zoek te gaan naar een woonplekje in de stad. Dan zijn we meteen ook verlost van het probleem van de lintbebouwing, van de te weinig bezette bussen naar afgelegen streken en van een deel van de files veroorzaakt door woon-werk en woon-schoolverkeer.

In plannen op lange termijn zijn wij Belgen niet erg goed: dat bewijst de elektriciteitscrisis eens te meer, naast hete hangijzers als de pensioenlast, de gehandicaptenzorg, het rijbewijs met punten en nog tientallen andere ‘evergreens’ in de politieke debatten. Maar waar Belgen goed in zijn, is in het vinden van creatieve oplossingen op korte termijn, door de omstandigheden gedwongen. Wij zijn uitzonderlijk goede ‘plantrekkers’. Benieuwd wat dat ons in dit dossier gaat opleveren!

 

Bron: De Redactie – 24 augustus 2014

Laat een reactie achter