Dries Deweer: ‘Soldaten op straat helpen niet’

De aanval op Charlie Hebdo is een aanval op de Europese samenleving. Wie aangevallen wordt, die wil zich uiteraard verdedigen. Daar is niets mis mee, zolang we ons niet in een defensieve kramp manoeuvreren. Bart De Wever roept alweer op om soldaten op publieke plaatsen te laten patrouilleren. Geweldig idee, we weten immers allemaal dat we ons veel meer op ons gemak voelen bij de aanblik van mensen met machinegeweren… Ons zelfrespect als samenleving hangt af van de manier waarop we reageren. We hebben dus nood aan bedachtzaam leiderschap.We moeten ons afvragen welke vraag nu bovenaan de politieke agenda staat. Is dat de vraag hoe we ons verdedigen tegen bedreigingen of de vraag hoe samen te werken aan een betere samenleving? Het ene sluit het andere natuurlijk niet volledig uit. Veiligheid is van groot belang in elke samenleving. Dat dit bepaalde inspanningen vraagt, valt niet te miskennen. Toch moeten we de zin voor proportie bewaren. De reden is zeer fundamenteel en heeft te maken met de kern van de politiek. Als verdediging de hoofdbekommernis wordt, dan is het essentiële politieke onderscheid dat tussen vrienden en vijanden. Als onze focus op een betere samenleving ligt, dan is het onderscheid tussen rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid wat ons drijft.

Sharia en Conchita Wurst

De keuze voor polarisatie tussen vrienden en vijanden krijgt gemakkelijk de bovenhand op de keuze voor inclusie en coöperatie. In een uiterst diverse samenleving lijkt het onmogelijk om nog te spreken over samenwerken aan een betere samenleving. Dat lijkt immers te veronderstellen dat we op voorhand overeenstemming bereiken over wat begrippen als rechtvaardigheid, welzijn en respect betekenen. Het spreekt voor zich dat dit niet meer dan een sprookje is in een samenleving waar fans van de sharia in dezelfde straat wonen als Conchita Wurst-adepten. De maatschappijvisie van de een botst immers met die van de ander, en omgekeerd. Als overeenstemming over de koers van de samenleving gegeven moet zijn, dan rest er ons alleen conflict.

De denkfout in het voorgaande ligt in de veronderstelling dat de visie op het gemeenschappelijk goede het vertrekpunt moet zijn. Ook in een context van superdiversiteit blijft het mogelijk om een gedeeld maatschappelijk project na te streven, als we maar beseffen dat de inhoud van dat project voor ons uit ligt, als een vage horizon waarop we ons richten, maar die we nooit bereiken.
Dat vereist echter dat we ons vooral bezighouden met de vraag hoe we het gesprek kunnen aanknopen, hoe we elkaar beter kunnen leren kennen en hoe we elkaar op een wederkerige manier een volwaardige plek in de samenleving kunnen gunnen. Dat vraagt ook dat we “wij” tegen “zij” verwerpen als uitgangspunt, omdat we weten dat niemand het absolute gelijk aan zijn kant heeft.

Angst of hoop

De meest fundamentele mogelijkheidsvoorwaarde voor een gedeeld maatschappelijk project is dat we ons laten leiden door hoop en niet door angst. Angst is een emotie en emoties hebben we niet zomaar in de hand. Wat we in grote mate wel in de hand hebben is wat we ermee aanvangen. Laten we ons door die angst verlammen? Laten we ons doen en laten erdoor dicteren? Of geven we de angst een plaats op de achtergrond van ons streven naar het goede leven? Doen we ons uiterste best om hoop en liefde de boventoon te geven? Willen, kunnen en durven we dat doen? Uiteindelijk komt het neer op het gewaagde, maar waardevolle “ja”-antwoord op die laatste vraag. Geen “ja, uiteraard”, maar in het beste geval “ja, toch, ondanks alles”.

Blijft dat nu niet allemaal vreselijk naïef? Neen, want ik weet maar al te goed dat die aanpak extremistisch geweld – of het nu islamitisch, islamofoob of door wat dan ook geïnspireerd is – niet zal vermijden, ook al kan het de voedingsbodem inperken. Sommigen zullen altijd redenen vinden om hun frustraties en agressieve neigingen bot te vieren. Vanuit dat opzicht is het eerder naïef te denken dat een paar militairen op straat een oplossing zouden bieden. Ons verzetten tegen de defensieve kramp moeten we echter niet doen omwille van de efficiëntie. Het gaat om een principiële keuze. Als mens en als samenleving staan we daar boven. Achteraf zou die principiële keuze dan ook wel eens de meest efficiënte kunnen blijken. De democratie wordt immers veel meer ondermijnd door politici die ganse groepen mensen tegen elkaar opzetten dan door drie idioten met een kalasjnikov.

 

 

Bron: De Redactie – 9 januari 2015

Laat een reactie achter