Thierry De Baets: ‘De technieken en de narcose zijn verbeterd, toch wordt een heupoperatie meer bediscussieerd’

Toen ik mijn opleiding als orthopedisch chirurg startte, zo’n kwarteeuw geleden, was er geen discussie. Iemand die zijn heup brak, moest worden geopereerd. Een herstel van de heup of het plaatsen van een prothese (afhankelijk van het type breuk) was de beste oplossing. Alleen als de patiënt de operatie niet zou overleven, werd van deze vuistregel afgeweken. Bij alle andere patiënten is een operatie na een heupfractuur de beste behandeling. De operatie is enerzijds de beste pijnstiller en anderzijds laat ze de patiënt toe om uit het bed te raken en meestal ook de revalidatie te starten. Bovenal geeft een ingreep de beste kans op overleving.

We zijn nu 25 jaar verder, de operatietechnieken en de narcose zijn verbeterd, toch wordt een ingreep meer bediscussieerd. Waarom? Naar mijn mening zijn er drie redenen die deze evolutie verklaren.

Menswaardig

Ten eerste lijden steeds meer patiënten aan dementie. Bij sommige patiënten is de aandoening in het beginstadium en lijkt vergeetachtigheid het enige symptoom. Anderen zitten in een vergevorderd stadium en zijn apathisch of net heel verward. Veel patiënten met dementie zitten ergens tussen deze twee uitersten.

Vaak zijn het familieleden of mantelzorgers die opperen dat een operatie misschien beter niet wordt uitgevoerd. Dikwijls horen we het argument dat de toestand van de patiënt niet menswaardig meer is. Maar wie zijn wij om dat te besluiten?

Hoever moet de dementie gevorderd zijn vooraleer wij dat kunnen beslissen? Waar trekken we de lijn? Is het leven van een persoon met een zware mentale handicap menswaardig? Wat met een persoon die niet kan praten, om de haverklap een epileptische aanval heeft en een helm aangesnoerd krijgt omdat hij steeds met zijn hoofd tegen de muur bonkt? Is het menswaardig als hij glimlacht wanneer zijn moeder hem bezoekt, als hij een krampachtige lachbui krijgt telkens wanneer zijn broer zijn hand raakt? Trek die vraag maar door naar mensen met een lichtere mentale handicap, of mensen die onhandig of minder sportief zijn, of minder verstandig. En wat met mensen die economisch niet renderen of een verkeerde politieke keuze hebben?

Van bed naar bed

De tweede reden zijn patiënten die zelf vragen niet meer te worden geopereerd. Natuurlijk heeft elke wilsbekwame patiënt recht om te beslissen over wat artsen wel of niet doen met hen. Maar zou ik bij een jonge dertiger die zijn heup breekt niet alles doen om hem te redden, zelfs als hij vraagt niets meer te doen? Wat doen we bij iemand na een poging tot zelfdoding? Niet reanimeren, geen transfusie, geen intensieve zorgen?

Daarbij valt het mij op dat veel oudere patiënten die zeggen dat het voor hen allemaal niet meer hoeft, dat ze liever een spuitje zouden krijgen eigenlijk iets anders bedoelen. Als we tijd nemen om met hen te praten, blijkt soms dat ze eigenlijk bedoelen dat ze bang zijn, angst hebben voor de pijn die ze hebben en die ze verwachten, voor de revalidatie. Bang dat de profetische woorden van Jacques Brel waarheid worden. Dat hun wereld steeds kleiner wordt: van het bed naar het raam, van het bed naar de zetel en ten slotte van het bed naar het bed.

Heel vaak blijkt dat ze vooral geen last willen zijn voor hun familie, alsof ze zich willen excuseren dat ze nog leven. Soms voelen bejaarde patiënten zich nutteloos. En een nutteloos leven wordt verward met een zinloos leven.

(Ook wil ik benadrukken dat een heupfractuur geen ‘medisch uitzichtloze toestand van aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden’ is, een voorwaarde om euthanasie te kunnen krijgen. Tenzij elke tegenslag in het leven wordt aangezien als ondraaglijk lijden natuurlijk.)

De cijfers

De derde reden is eerder statistisch en economisch. Vaak worden de relatief ‘slechte’ resultaten van een heupoperatie aangehaald. (Eigenlijk is het de heupfractuur zelf die een slechte prognose heeft.) Dit zijn de droge cijfers na heupoperaties: 25 procent van de patiënten zal geen jaar meer leven na de fractuur, 40 procent bij hoogrisicopatiënten. Tien procent overlijdt zelfs binnen de maand. Twintig procent van de patiënten verhuist naar een woon-zorgcentrum. Optimistischer gesteld: 75 procent zal langer dan een jaar leven, nog 60 procent bij de hoogrisicopatiënten. Tachtig procent van de patiënten kan terug naar huis, zij het wel minder mobiel.

Die patiënten kosten onze gezondheidszorg handenvol geld. Het is mijn grote vrees dat dit laatste feit onze maatschappij stilaan vergiftigt. Mensen die geen financiële winst meer leveren, worden het slachtoffer van deze mentaliteit. En het is vooral de manier waarop deze ideologie zich stilaan verspreidt bij jongere collega’s en bij de publieke opinie die mij zorgen baart.

Sommigen zullen misschien beweren dat mijn opinie gedreven is door eigenbelang. Het is zo dat artsen, net als garagisten en bakkers, minder verdienen als ze minder werken. Ongetwijfeld bestaan er malafide bakkers, garagisten en artsen. Maar de meerderheid handelt te goeder trouw. Niemand meer vertrouwen maakt het leven wel zwaar. Deze critici vragen zelf een nieuwe (dure) scan en een kostelijke tweede opinie als ze ziek zijn, of ze wegen elk gekocht brood na en checken de kwaliteit van hun motorolie.

Is de essentie niet dat we vergeten zijn dat onze ouderen door hun ervaring, mochten we het geduld hebben even te willen luisteren, ons zoveel kunnen bijbrengen?

Bron: De Morgen

Laat een reactie achter