Bernard Spitz: ‘Abortus verdient meer dan politiek gemarchandeer’
50 jaar na de liberale doorbraken van de jaren 70, de Belgische wet van 1990 en de hervormingen van 2018 blijft abortus een spiegel van onze samenleving. Wat begon als een strijd om vrouwenlevens te redden van clandestiene, gevaarlijke praktijken, groeide uit tot een botsing van waarden: autonomie tegenover verantwoordelijkheid, vrijheid tegenover solidariteit. Die spanning toont een samenleving die worstelt met de complexiteit van het menselijke bestaan.
Het debat lijkt vandaag vermoeid, zelfs uitgehold. Politici gebruiken het zelden om moreel na te denken; vaker dient het als symbool of hefboom in partijpolitieke koehandel. Zo koppelde PS-voorzitter Paul Magnette onlangs de afschaffing van de Senaat aan een grondwettelijke verankering van abortus – een transactie die ethiek herleidt tot strategie en het gewetensdebat tot machtspolitiek.
Tijd voor een herziening
Na een halve eeuw is het tijd om de toon te herzien. Niet (nog) meer juridisering of polarisatie, maar een nieuw maatschappelijk discours dat inzet op preventie, zorg en betekenis. Abortus verdient een benadering die tegelijk rationeel en existentieel is: rationeel in de analyse, maar ook existentieel in de erkenning dat achter elk dossier een menselijk verhaal schuilgaat.
De Belgische wet van 1990 was een symbolische stap. Die haalde abortus grotendeels uit het strafrecht, voerde de notie van ‘noodtoestand’ in als moreel evenwicht, en erkende dat vrouwen niet gecriminaliseerd mogen worden. De wet maakte een einde aan een tijdperk van clandestiene en gevaarlijke ingrepen.
Ruim dertig jaar later behoort België tot de landen met de laagste abortuscijfers wereldwijd: 9.1 abortussen per 1.000 vruchtbare vrouwen, tegenover 18 in Europa en 39 wereldwijd. Meer dan 80 procent van de ingrepen gebeurt in gespecialiseerde centra, doorgaans vroeg in de zwangerschap (gemiddeld 5,5 weken na conceptie).
Toch blijft één paradox knagen. Ondanks maatschappelijke vooruitgang – betere prenatale zorg, gezinsplanning en sociale vangnetten – worden de meeste abortussen om niet-medische redenen uitgevoerd: relationele onzekerheid, mislukte anticonceptie, financiële druk of angst voor toekomstig ouderschap. Slechts 5 procent van de gevallen heeft een medische grond. Dat is een aanwijzing dat de factoren die vrouwen doen besluiten tot abortus vaak verder reiken dan wat beleid en voorzieningen kunnen opvangen.
Van vooruitgang tot verdieping
50 jaar na de uitvinding van de pil en na decennia van gezinsplanning blijkt dat technologische vooruitgang niet automatisch leidt tot morele verdieping. De cijfers blijven opvallend stabiel, ook bij vrouwen boven de 25. Dat wijst niet op onverschilligheid, maar op lacunes in relationele en morele vorming. Abortus is geen ‘zorg als elke andere’, maar een laatste redmiddel in een samenleving die de oorzaken onvoldoende voorkomt.
Het oude debat zocht depenalisering en toegang: terechte doelen in een tijd van ongelijkheid en gevaar. Maar een volwassen samenleving mag verder denken. Een nieuw discours moet zich niet vastbijten in uitbreiding van rechten, maar richten op het overbodig maken van abortus waar mogelijk. Niet door verbod, maar door inzicht, preventie en solidariteit. Die pijlers moeten daartoe bijdragen.
Preventie als prioriteit
Wie abortus ernstig neemt, begint vóór de zwangerschap.
Seksuele opvoeding mag niet gereduceerd worden tot techniek en biologie. Jongeren moeten leren wat liefde, wederzijds respect en verantwoordelijkheid betekenen. Dat is veruit het belangrijkste punt, waarbij alle actoren – ouders, school, jeugdwerk en de kerk waar relevant – hun verantwoordelijkheden moeten opnemen. Zonder zingeving blijft vrijheid leeg. In landen als Nederland, waar seksuele voorlichting aandacht besteedt aan relationele aspecten, zien we lagere abortuscijfers en een grotere tevredenheid over de seksuele gezondheid.
Toegankelijke anticonceptie is een tweede must: langwerkende, reversibele methoden (spiraaltjes, implantaten) moeten eenvoudig beschikbaar gemaakt worden, ook na een eerdere abortus. Onderzoek toont dat gratis anticonceptie het aantal abortussen met 40-60 procent kan verlagen. Digitale en laagdrempelige hulp, zoals chatbots of telefonische hulplijnen, spelen ook een rol. Hoe eerder de steun, hoe kleiner het trauma en hoe bewuster de keuze. Preventie is geen conservatieve rem, maar een progressieve vorm van zorg.
Kwalitatieve begeleiding
Abortus is geen banale handeling, maar een existentiële keuze. Zoals Simone Veil, de Franse minister die abortus in Frankrijk invoerde, het uitdrukte: ‘Aucune femme ne recourt de gaieté de cœur à l’avortement.’ Geen enkele vrouw kiest er lichtzinnig voor.
Investeer daarom in kwalitatieve ondersteuning en nazorg. Ervaringen in Zweden en Canada tonen dat vrouwen die goede begeleiding krijgen minder vaak spijt ervaren en beter omgaan met hun keuze. Erken ook het foetaal statuut en symbolisch verlies: de duur van de zwangerschap doet ertoe. Het verlies van foetus, vruchtwater en placenta raakt verder dan het fysieke. Rituelen wereldwijd, van de Māori tot in België, tonen dat erkenning van dat verlies troost biedt en rouw mogelijk maakt.
Behoud ook zeker de gewetensvrijheid van zorgverleners en instellingen, de zogenaamde gewetensclausule. Communiceer die transparant, zodat patiënten van bij het begin in een centrum terechtkomen dat bij hun waarden past. Echte autonomie respecteert ook het geweten van de ander.
De wortels aanpakken
Achter duizenden abortussen schuilt geen medische nood, maar sociale kwetsbaarheid. Steun daarom jonge en alleenstaande moeders, bestrijd armoede en relationeel geweld. In Frankrijk daalde het aantal abortussen significant na de introductie van universele kinderopvang en financiële steun voor alleenstaande ouders.
Vermijd eugenetische ontsporing: discussie over genetische selectie verdient meer aandacht dan wettelijke termijnen. Samenlevingen die perfectie nastreven, verliezen hun menselijkheid. Investeer verder in kennis en beleid: de interdisciplinaire evaluatiecommissie moet evolueren van statistische naar sociale en morele analyse, met aandacht voor concrete levensverhalen. Solidariteit betekent meer dan financiële steun; het gaat om morele nabijheid.
Van strijd naar zorg
De huidige polarisatie – ‘voor’ of ‘tegen’, ‘recht’ of ‘verbod’ – doet geen recht aan de complexiteit van het thema. De meeste mensen bevinden zich in het ongemakkelijke midden, waar twijfel en verantwoordelijkheid samenleven. Dáár ligt de ruimte voor een nieuw discours.
Een beschaving toont zich in de zorg voor kwetsbaar leven: het ongeborene, de zieke, de oudere, de arme. Wie dat leven eerbiedigt, verheft ook het respect voor vrouwen en hun moeilijke keuzes. Abortus kan in bepaalde omstandigheden een noodzakelijke keuze blijven, maar het mag nooit een maatschappelijk gemak worden.
Na 50 jaar gaat het niet langer om het recht op abortus, maar om de plicht tot preventie en de zoektocht naar betekenis. We hebben nood aan een cultuur die vrouwen ondersteunt, angst voor het moederschap wegneemt, en tegelijk de waarde van beginnend leven erkent. Dat vraagt morele volwassenheid en politieke moed, meer dan wetten. De echte vooruitgang zal zijn wanneer geen enkele vrouw zich genoodzaakt voelt tot abortus, niet omdat ze niet mag, maar omdat ze niet hoeft. Dat is de uitdaging voor de komende 50 jaar.
Bron: Doorbraak
