Dries Deweer: ‘Hoe kan CD&V nog relevant zijn?’

Enkele voornemens van de regering-Jambon staan haaks op de waarden van de christendemocraten, merkt Dries Deweer. De voor­zittersverkiezingen moeten duidelijk maken welke kant ze uit willen.

Het Vlaamse regeerakkoord maakt nog maar eens duidelijk dat CD&V een identiteitscrisis doormaakt. Ze zal zich over haar bestaansreden moeten buigen. Is ze de verdediger van de volatiele opinies en belangen van een historische kiesvijver of draagt ze een bepaald mens- en maatschappijbeeld uit?

De ‘twaalf apostelen’ van CD&V, die deze zomer een interne evaluatie maakten, weigerden een antwoord te geven op die vraag. Aan de ene kant plaatst hun rapport de blijvende waarde van de christendemocratische ideologie voorop: ‘Willen we de kiezer inspireren en activeren, dan moeten we onze visie op de samenleving uitdragen door een authentiek verhaal te brengen dat strookt met onze normen en waarden van personalisme, solidariteit, rentmeesterschap en subsidiariteit.’ Aan de andere kant is hun voornaamste aanbeveling om de partijkoers vooral door de basis te laten bepalen, omdat lokale mandatarissen de stem van het historische CD&V-kies­publiek het best weten te capteren.

Taakstraffen

Maar wat als datgene wat de basis wil, afwijkt van de beginselen? De verkiezingsuitslagen suggereren een verrechtsing van het platteland. Moet de partij, die vooral op het platteland haar historische kiespubliek terugvindt, dan ook maar opschuiven naar rechts? Het regeerakkoord toont dat de partijtop die weg inslaat. Maar het bovenstaande rijtje van christendemocratische normen en waarden botst met enkele voornemens van de regering-Jambon.

“Met Hendrik Bogaert loopt er zich alvast iemand warm om het pad naar (uiterst) rechts verder te bewandelen”

Het personalisme streeft naar een samenleving waarin elke mens zich als unieke persoon kan ontplooien in verbondenheid met anderen. Hoe verenig je dat met een beleid dat nieuwkomers met de nek aankijkt? Niet alleen wil de nieuwe regering contraproductieve financiële drempels opwerpen, bovendien straft ze de zwaksten onder hen – kinderen en zorgbehoevenden – met ingeperkte rechten op kinderbijslag en uitsluiting van zorgbudgetten.

Solidariteit vraagt dat we werklozen een inkomen garanderen en dat we hen ondersteunen om een nieuwe job te vinden. Niet dat we langdurig werklozen taakstraffen geven. Dat is nochtans wat verplichte gemeenschapsdienst echt betekent. Werklozen vinden daarmee niet sneller een nieuwe job. Bovendien dreigen extra jobs verloren te gaan als uitkeringsgerechtigden gratis taken verrichten. Die verplichte gemeenschapsdienst heeft dus vooral te maken met genoegdoening voor het misplaatste verongelijkte gevoel van wie het geluk heeft niet werkloos te zijn.

Rentmeesterschap gaat over verantwoordelijk beheer van wat ons is toevertrouwd. Het is een christelijke metafoor voor de manier waarop wij, mensen, moeten omgaan met de schepping. Het staat voor een politiek van de lange termijn, met respect voor de volgende generaties, ook als dat de huidige generatie minder goed uitkomt. Hoe rijm je dat met een regeerakkoord dat de urgentie van de klimaatproblematiek nog steeds miskent?

Subsidiariteit gaat over veellagige verbondenheid, waarbij de staat de diversiteit aan onderliggende gemeenschappen ruimte geeft en ondersteunt, tenzij die gemeenschappen de verbondenheid in de bredere samenleving bedreigen. Maar het nieuwe sociaal-culturele beleid draait de redenering om en subsidieert verenigingen alleen nog als die in functie staan van de bovenliggende samenleving.

Wie heeft het antwoord?

Heeft CD&V wel een andere keuze, als we even meegaan in de redenering dat haar historische kies­vijver inderdaad verder naar rechts is opgeschoven? De relevantie van het mens- en maatschappijbeeld van de christendemocratie staat of valt niet met de mate waarin de partij dat weet te verkopen aan haar vaste klanten. Het personalisme, dat de relationele en spirituele dimensie van het mens-zijn benadrukt, kan antwoorden bieden op de vele maatschappelijke problemen die geworteld zijn in individualisme en materialisme. De superdiverse samenleving snakt naar denkkaders waarin de uniciteit van elke mens en de mogelijkheid van veellagige verbondenheid naar waarde wordt geschat. En moet er nog iets gezegd worden over de relevantie van het idee van rentmeesterschap in deze tijden?

Is de partij de voorvechter van een historisch kiespubliek of de drager van een ideologie? Dat blijft een relevante vraag. De regeringsvorming is achter de rug, nu moeten de voorzittersverkiezingen daar een antwoord op bieden. Met Hendrik Bogaert loopt er zich alvast iemand warm om het pad naar (uiterst) rechts verder te bewandelen. Zal er ook iemand opstaan om de christendemocratische waarden te verdedigen?

De christendemocraten staan niet alleen met dit vraagstuk over de bestaansreden van een partij. Socialisten moeten zich bijvoorbeeld afvragen of ze primair de verdediger zijn van de autochtone arbeidersklasse – historisch gezien hun kiesvijver – of van het idee van maatschappelijke gelijkheid. In Denemarken maken zij duidelijk de ene keuze, in Franstalig België de andere. Daaruit blijkt dat je in beide scenario’s verkiezingen kunt winnen. Er is dus geen noodzaak om deze discussie op louter pragmatische gronden te beslechten. De vraag is niet in eerste instantie wat de volgende keer electoraal succes oplevert, ze is vooral ethisch van aard: wat leidt tot een betere samenleving?

 

Bron: De Standaard

Laat een reactie achter