Guido Verschueren: ‘Ook wie geen uitzicht heeft op leven buiten de gevangenis, heeft recht op menswaardig bestaan’

Dat de samenleving de plicht heeft zich te beschermen tegen personen die de maatschappelijke veiligheid in het gedrang kunnen brengen, is evident’, schrijft oud-gevangenisdirecteur Guido Verschueren. ‘Evenzeer is het haar plicht de groeiende groep gedetineerden voor wie de toekomst noodgedwongen binnen de muren ligt, een menswaardig bestaan te blijven geven.

De Pano-reportage ‘Hoe lang duurt levenslang?’ heeft mij als gewezen gevangenisdirecteur van Leuven-Centraal opnieuw geconfronteerd met een problematiek die mij jarenlang bezig en zelfs wakker heeft gehouden. Het weerzien op TV van twee gedetineerden deed mij terugdenken aan de talloze discussies die we destijds gevoerd hebben over gedetineerden voor wie een vrijlating als minder evident en zelfs als risicovol werd bestempeld.

In de uitzending werd vermeld dat levenslang veroordeelden de voorbije decennia gemiddeld vrij gingen na 12,5 jaar. Deze vaststelling stemt overeen met hetgeen ik altijd heb aangevoeld: levenslang veroordeelden gaan meestal vrij na 10 à 14, 15 jaar. De wet zegt dat een levenslang veroordeelde vanaf 10 jaar opsluiting in aanmerking komt. In de toekomst wordt dit 15 jaar. Wie immers na de wetswijziging van 19 maart 2013 tot levenslang werd veroordeeld kan pas na 15 jaar eventueel vrij gaan.

Wie dan nog niet vrij is, behoort tot de categorie van de meer dan gemiddeld problematische gedetineerden voor wie vrijlating weliswaar niet helemaal onmogelijk maar allesbehalve voor de hand liggend, eerder onwaarschijnlijk is. Of een gedetineerde al dan niet voorwaardelijk kan vrij gaan, is het resultaat van een beslissingsproces waarbij onderzocht wordt of tegenindicaties een vrijlating problematiseren of zelfs in de weg staan.

Geen nattevingerwerk of willekeur dus

Integendeel, de beslissingen worden met kennis van zaken en weloverwogen genomen. De adviserende instanties en uiteindelijk de beslissende strafuitvoeringsrechtbank gaan op zoek naar de eventuele aanwezigheid van in de wet opgesomde tegenaanwijzingen in een aantal criteria die een voorwaardelijk invrijheidstelling hypothekeren: adequaat reclasseringsplan, houding ten aanzien van feiten en slachtoffers, (af)betalen van de schadevergoeding aan de slachtoffers en risico op het plegen van nieuwe ernstige strafbare feiten.

Mijn ervaring in Leuven-Centraal waar steeds tientallen levenslang veroordeelden verblijven, leert me dat bij het evalueren van de tegenindicaties het hoofdzakelijk gaat over het al dan niet bestaan van een te groot risico op herval, een risico dat niet tot aanvaardbare proporties kan gereduceerd worden door voorwaarden, begeleidingen en therapieën op te leggen.

Waarom neemt het aantal negatief beoordeelde gevangenen toe?

Alhoewel duidelijk is aangetoond dat levenslang veroordeelden zelden recidiveren in gelijkaardige ernstige feiten (natuurlijk, elke mislukking is er één te veel!), neemt de categorie van gedetineerden die behoren tot de negatieve selectie de laatste jaren toe. Daar zijn verschillende redenen voor. Gedetineerden worden meer en grondiger onderzocht op het vlak van persoonlijkheid door de psychosociale dienst van de gevangenis, waarvan de medewerkers ook steeds meer en beter worden opgeleid. De onderzoeksmethoden zijn er ook op vooruitgegaan. Gedetineerden met een ernstig risicoprofiel worden sneller gedetecteerd en zullen met meer reserves te maken krijgen voor hun voorwaardelijke invrijheidstelling. Begrijpelijk.

Maar ook het tijdsklimaat speelt een rol. De maatschappij reageert alsmaar repressiever op crimineel gedrag. Dat leeft onwillekeurig bij mensen die betrokken zijn bij de procedure, die eventueel kan leiden tot een voorwaardelijke invrijheidstelling. Ik kan mij inbeelden dat bij twijfel het zekere voor het onzekere wordt genomen, en het standpunt wordt ingenomen om iemand opgesloten te laten. Zeker in spraakmakende dossiers zullen aarzeling en twijfel veel meer toeslaan. Alhoewel de ernst van de feiten in de wet niet weerhouden werd als criterium om een vrijlating te weigeren, kan deze factor onrechtstreeks meespelen in de besluitvorming.

Menswaardigheid van iedere mens moet voorop staan

Wat doe je met mensen die levenslang in een gevangenis moeten blijven? Ook gedetineerden voor wie een toekomst buiten de muren eerder onwaarschijnlijk is, blijven recht hebben op een menswaardig bestaan ondanks de bijzonder zware feiten die ze hebben gepleegd. Het is ongetwijfeld een lastige opgave van de gevangenis om voor een gedetineerde zonder veel perspectief op zoek te gaan naar concrete, individuele en aanvaardbare mogelijkheden om de kansen op een zinvolle en humane levenslange detentie te maximaliseren.

In Leuven-Centraal werd vanaf halverwege de jaren tachtig gewerkt met een overlevingsstrategie, een soort individueel detentieplan waarbij gezocht wordt naar opportuniteiten om de betrokken gedetineerde zijn straf verder te laten ondergaan op een wijze die recht doet aan zijn waardigheid als mens en zijn welzijn in de hand werkt. Een plan met een intern luik met extra vrijheden, bijzondere taken en verantwoordelijkheden tijdens de detentie, maar ook met een extern luik onder de vorm van sporadische maar strikt begeleide korte vrijlatingsmomenten (uitgangsvergunningen). Ik was bijzonder verheugd de voorbije dagen de minister van Justitie te horen zeggen dat hij deze idee niet helemaal ongenegen is.

Dat de samenleving de plicht heeft zich te beschermen tegen personen die de maatschappelijke veiligheid in het gedrang kunnen brengen, is evident. Evenzeer is het haar plicht de groeiende groep gedetineerden voor wie de toekomst noodgedwongen binnen de muren ligt, een menswaardig bestaan te blijven geven. Wie de rechten van de mens hoog in het vaandel draagt, kan niet anders!

 

 

Bron: Knack.be

Laat een reactie achter