Mark Van de Voorde: ‘De les van Camus’

De Franse schrijver Albert Camus zou dit jaar honderd zijn geworden. Hij stierf evenwel al in 1960, in de snelle bolide van zijn uitgever die ermee tegen een boom knalde. Drieënvijftig jaar na zijn dood wordt Camus nog altijd gelezen. Niet alleen als verplichte humanioralectuur, maar ook omdat wat hij schreef nog altijd filosofisch actueel is, ook al weigerde Camus zichzelf een filosoof te noemen. Tussen 2004 en 2012 werden bijna 3 miljoen exemplaren verkocht van L’Etranger.Dat postume succes heeft Camus’ tijdgenoot Jean-Paul Sartre niet. Hij beschouwde zichzelf als de grootste filosoof van zijn dagen, maar zijn oeuvre wordt anno nu nog enkel door hardnekkige believers-tegen-beter-weten-in als grote filosofie gepresenteerd. Nochtans, in de hoogdagen van het existentialisme was Sartre de goddeloze god die altijd gelijk had, en Camus de lafhartige renegaat die niet geloofde en niet overtuigd genoeg was.

Eerherstel

De uitgebreide herdenking in Frankrijk van Camus’ honderdste geboortejaar mag op zijn minst eerherstel worden genoemd. Misschien ook wel meer, met name een les aan ons: Albert Camus weigerde kind van zijn tijd te zijn in tegenstelling tot Sartre en werd daarom verguisd, maar de tijd gaf hem gelijk en Sartre ongelijk. Misschien zijn ook wij te zeer kind van onze tijd en moeten we durven afstand nemen van de vanzelfsprekende meningen om de vergissingen van vandaag te zien.

Toen Albert Camus was gestorven (1960), verweet Sartre hem in zijn necrologie “koppig humanisme” dat veel “te gevoelig was geweest” waardoor hij enkel “een twijfelachtige strijd” had geleverd. Links Frankrijk vond Camus te gereserveerd tegenover het marxistische gelijk en te moraliserend om te begrijpen dat een revolutie nu eenmaal slachtoffers diende te maken. Anders gezegd, Camus was te humaan en te zachtmoedig.

Sartre begreep het allemaal wel, want hij omhelsde het marxisme-leninisme zozeer dat hij de goelags goedpraatte en verdedigde. De intellectuele elite en de Franse beau monde van die dagen vielen hem daarin gehoorzaam bij: wie rationeel is, laat immers zijn gevoelens niet de overhand nemen, was de stelling. Albert Camus reageerde daarop: “Ik geloof niet genoeg in de ratio om te geloven in een systeem. Wat mij interesseert, is weten hoe ons te gedragen.”

Albert Camus weigerde een ideologische bril op te zetten. Hij wist: als het denkkader waaruit je kijkt belangrijk wordt dan wat je ziet, vallen de slachtoffers buiten het blikveld. Ideologische hardnekkigheid is inhumaan want leugenachtig. Camus weigerde zich ook te conformeren aan het modedenken van zijn dagen, want het is altijd kortzichtig.

Albert Camus vatte de reden voor die dubbele weigering samen in de uitspraak: “De leugen is niet alleen zeggen wat niet waar is, maar ook bereid zijn meer te zeggen dan men zelf weet, met als allereerste bedoeling zich te conformeren aan de samenleving.”

Kortzichtig

Misschien zit daar ook een les in voor onze tijd. Ook onze tijd heeft, zoals alle tijden trouwens, de neiging om kortzichtig te zijn. Kortzichtigheid is het korte zicht op wat bon ton is interpreteren als het dieptezicht in de samenleving. Als die kortzichtigheid uitgaat van een ideologisering van een bepaalde manier van kijken of van een bepaald denkkader (een “systeem”, zei Camus), dan wordt ze inhumaan.

Wat zouden die kortzichtigheid en die ideologisering vandaag kunnen zijn die ons brengen tot conformisme en ontmenselijking? Ik doe een poging, op het gevaar af, zoals Camus, een lafhartige renegaat van de verworven inzichten van deze tijd genoemd te worden die bovendien de urgentie niet wil begrijpen.

Ik zie twee denkkader die vandaag de onaantastbaarheid van een ideologie hebben gekregen – ze zijn misschien wel ongeweten en vooral tegengesproken door hun respectieve verdedigers gelinkt door de tijdsgeest: het economisch denken en het zelfbeschikkingsdenken.

Het economisch denken kent maar één premisse: groei. Voor die groei moet de overheid lasten wegnemen van de economie en de hierdoor ontstane overheidstekorten compenseren door sociale uitgaven te verminderen. Dat hierdoor de amen nog armer worden, dat is het offer dat de geschiedenis van ons vraagt. Wie rationeel is, laat immers zijn gevoelens niet de overhand nemen. Dat zeiden de marxisten rond Sartre ook. Bovendien, de slachtoffers van nu zijn noodzakelijk voor het succes van morgen. Dat zeiden de marxisten ook. Velen zijn ook vandaag bereid om voor de ideologie van mercantilisme “meer te zeggen dan ze zelf weten”, zoals Camus wist.

Het zelfbeschikkingsdenken is zozeer ideologie geworden, dat het debat over de uitbreiding van euthanasie zo ‘rationeel’, dat wil zeggen zo irrationeel, wordt gevoerd dat het koste wat het kost de wet wil uitbreiden voor personen van wie de zelfbeschikking nog niet kan (kinderen) en van wie de zelfbeschikking niet meer kan (dementen). Ook hiervoor zijn velen bereid de leugen in de mond te nemen, in de definitie van Camus “zeggen wat niet waar is én meer zeggen dan men weet”.

Ik weet het, wie daartegen ingaan, zijn voor de tijdsgeest renegaten van de vooruitgangsgedachte. Maar wellicht zullen ook zij over drieënvijftig jaar gelijk krijgen, zoals Camus vandaag.

 

Bron: De Redactie

Laat een reactie achter