Jurian Van Parys: ‘Schaarbeek is niet de hel, geloof me’

Maandag 3 maart 2003. Mijn eerste werkdag in Brussel. Sinds die dag woon ik er ook. Om praktische redenen. Ik heb geduld noch aanleg voor files of pendelen. Woon-werkverkeer gebeurt met de fiets. Met helm en fluohesje voor de veiligheid. Ik geniet van de fysieke inspanning en kies voor het snelste vervoermiddel.

Sinds zes jaar wonen mijn vrouw en ik in Schaarbeek. Zij komt uit de pittoreske Vlaamse Ardennen. Ik ben een Buffalo, geboren en getogen. Waarom dan Schaarbeek? Zijn wij gek? Neen. Tegenover de vooroordelen staan vele troeven: werk, crèche, school, park, sport, cultuur, bibliotheek en pastoor vlakbij. We leven graag in ons dorp. Dorp, ja. En indien gewenst raken we in het weekend snel in pakweg Gent, zonder files.

Onze kinderen lopen school in een dynamische Nederlandstalige, katholieke school. We wonen in een aangenaam en ruim appartement met zicht op groen. Het bevindt zich in een 100 meter hoge woontoren, de Brusiliatoren. De vele architecten die er wonen zeggen ons dat het gebouw iets speciaals uitstraalt. Ik bekijk het pragmatischer: in de toren wonen heeft het voordeel dat je de toren niet meer ziet.

Pastoor Johnny

Schaarbeek verschaft een enorm en veeltalig reservoir aan babysits. Dat verrijkt de talenkennis van onze kinderen. Vanuit alle hoeken van de wereld komen mensen zich in Brussel vestigen. Er zijn heel veel interessante en internationale jobs en het is hier aangenaam wonen. Naar mijn ervaring is de levenskwaliteit hier prima. In een stad is een ontmoeting steeds nabij. Of niet, dat kies je zelf. Gezelligheid en anonimiteit, twee kanten van het stadsverhaal, maar beide een troef.

We leven onder een nieuwe kerktoren. Behalve sportieve of culturele ontspanning, biedt Brussel ook hoogstaande spirituele verlichting. Onze kinderen werden gedoopt bij pastoor Johnny in het centrum van Brussel. Af en toe laven we ons deugddoend aan zijn preek in de zondagsmis. Daarna gaan we iets lekkers eten in de stad.

De minpunten? We missen een slager of warme bakker in de buurt. Maar ik verneem dat ook Govaert, de wereldberoemde bakkerij in mijn geboortedorp Wondelgem, intussen is verdwenen en vervangen door een filiaal van een koude bakkerijketen.

Vlaanderen laat Brussel niet los, hoor je. Wat betekent dat eigenlijk? Wonen in Brussel lijkt mij de beste invulling van die opdracht. De Vlaamse Gemeenschap besteedt heel wat middelen in Brussel. Ik ben dankbaar voor de uitstekende dienstverlening in cultuur, crèche en school. Naar mijn ervaring is Brussel een paradijs voor Vlamingen. Ik deel deze blijde boodschap graag met allen die Brussel willen ontdekken.

Bron: De Standaard – 4 november 2015

 

Laat een reactie achter