Hans Geybels: ‘De tijden zijn slecht. Alweer?’

De aarde warmt op, de financiële markten storten in, onoverzichtelijke migratiestromen bewegen zich over de planeet, politieke crisissen volgen elkaar op, religieus en politiek geweld groeit in omvang, verzuring, xenofobie en zinloze agressie nemen toe enzovoort. Veel goed nieuws is er niet nodig om de toekomst van de planeet een beetje rooskleuriger in te vullen. ‘De tijden zijn slecht,’ klinkt het. Het is opvallend hoe lang dat adagium al meegaat.

We lezen het al omstreeks de tweede eeuw voor Christus bij de Romeinse magistraat en legerofficier Cato – bekend van die ene zin die vroeger in elke Latijnse grammatica placht te staan: ‘Overigens ben ik de mening toegedaan dat Carthago vernietigd moet worden.’ Hij herinnert zich nog hoe hij als kind tegen de stroom van de Tiber in moest zwemmen. Dat waren nog eens tijden! En die ‘tijden’ lijken nog steeds niet voorbij te zijn. Ook vandaag denken vele criticasters met genoegen (of cynisme?) aan die goeie oude tijd terug.

Maar kunnen de tijden wel slecht zijn? Is het met de tijd niet veeleer zoals met het weer? Het weer noch de tijd kan goed of slecht zijn. Ze zijn gewoon wat ze zijn. Met dat in het achterhoofd formuleerde een van de grootste intellectuelen van de westerse geschiedenis, Augustinus, een verrassend antwoord. Toen men hem ervan trachtte te overtuigen dat de tijden slecht waren, zei hij: ‘Wij zijn de tijden!’ En inderdaad: het gaat uiteindelijk niet om de tijd (of het weer), maar om datgene wat wij ervan maken.

Elk tijdperk kent zijn eigen problemen en moeilijkheden, maar ook zijn eigen unieke kansen en uitdagingen. Uiteindelijk gaat het om de mens die bepaalt welke weg hij of zij inslaat. Aan de ene kant kan men opteren voor een flegmatiek cultuurpessimisme. De tijden zijn slecht en het is de schuld van de jeugd, de politici, het gerecht, het kapitalisme en dies meer. Het zondebokmechanisme is al even oud als de slechte tijden waarin het zo goed gedijt. Of men kan oog hebben voor opportuniteiten. Wat dat betreft is het met de tijd een beetje zoals met nieuwe uitvindingen: ook die zijn ambigu. Aan elke uitvinding zitten voor- en nadelen. Net zoals de grenzen van de techniek ingenieurs aanzetten tot creativiteit, kan de tijd dat ook doen.

Oude bakens

Vooral onze tijd noopt tot creativiteit en de reden daarvoor is heel eenvoudig. In een wereld die alsmaar sneller globaliseert, komen de uitdagingen steeds sneller op ons af en worden ze steeds groter. Niet alleen worden we onmiddellijk op de hoogte gebracht van wat zich aan de andere kant van de wereld afspeelt, sommige problemen vergen ook een mondiale aanpak. De landen die het fenomeen van het verstoorde klimaat veroorzaken, zijn niet degene die er het meeste nadeel van ondervinden. De val van een belangrijke bank kan de hele constructie op zijn grondvesten doen daveren.

Meer dan ooit wordt deze tijd gekenmerkt door spanningen, zowel op globaal als op regionaal niveau. En die spanning doorkruist alle belangrijke debatten: politiek, socio-economisch, religieus en cultureel. Individuen trachten zich een identiteit aan te meten in deze wereld die voortdurend pluraliseert en globaliseert.

Die identiteit kan oud of nieuw zijn. Mensen die niet om kunnen met de spanning, zoeken tegenwoordig vaak de oude, vertrouwde bakens om zich aan vast te klampen. Niet zelden willen ze terug naar die goede oude tijd, toen er nog zekerheden en grenzen waren. Allerlei nationalistische en/of regionalistische en behoudsgezinde bewegingen situeren zich op dat veld. Aan het andere uiterste van het spectrum omarmen sommigen dan weer onkritisch-radicaal al het nieuwe en vormen ze gemarginaliseerde subculturen. Een kleine, derde groep laat alles aan zich voorbijgaan en trekt zich terug in een ivoren toren, gebouwd op de fundamenten van het cynisme. Gelukkig blijven de meeste mensen in het spanningsveld staan. Het heeft immers geen zin om de altijd aanwezige spanningen te willen oplossen of negeren. De grootste uitdaging blijft om er creatief mee om te gaan. Hoe nemen we het goede van de traditie mee en hoe onderscheiden we wat goed is voor de komende generaties? Met andere woorden: hoe zorgen we ervoor dat we goede erfgenamen zijn, alsook goede erflaters?

Daarvoor is – in oude woorden – een onderscheiding van de geesten nodig, want de grote traditionele ideologieën hebben afgedaan. Daarbij tracht men concreet te achterhalen waar het werkelijk op aankomt, welke creativiteit in al die spanningen verborgen ligt. Hoe herdenken we oude concepten om de komende generaties evenveel te laten genieten van deze planeet als wij? Dankzij die inventiviteit is veel mogelijk.

Zelfs wat op het eerste gezicht een vanzelfsprekendheid lijkt, krijgt op die manier een nieuw elan. Het is bijvoorbeeld naïef – en uitgesloten – om in de economie niet langer het concept van groei te hanteren. Maar wat als die groei geherformuleerd kan worden in termen van duurzaamheid? En wat als we de globale economie als geheel durven herdenken? Niet elke economie gedijt evengoed op wereldschaal. Voedselproductie is bijvoorbeeld veel meer gebaat bij een wat kleinschaliger, coöperatief model. En degelijke architectuur hoeft niet steeds records te breken. Vooruitgang dient niet noodzakelijk gedacht te worden in termen van meer voedsel, sneller verkeer, betere huisvesting en meer luxe. Dat is de betekenis van de onderscheiding van de geesten.

De onderscheiding van de geesten vraagt om (praktische) wijsheid. Praktische wijsheid staat niet gelijk aan intellectuele rationaliteit of technocratisch denken. Die laatste twee hebben in de decennia na de Tweede Wereldoorlog fel aan terrein gewonnen, wat geleid heeft tot tal van uitvindingen die ons leven een pak comfortabeler maken. Op zich is daar dus niets mis mee.

Helaas hebben ze in het professionele leven (en jammer genoeg ook in het dagelijkse leven) de praktische wijsheid naar de achtergrond verwezen. Weten is in de plaats gekomen van begrijpen, het hoe vervangt het waarom.

Praktische wijsheid toont waar het echt op aankomt om het leven te laten slagen en gelukkig te worden. Ze stelt ons in staat om het onderscheid te maken tussen deugden en ondeugden. De eerste zijn onontbeerlijk voor een authentiek leven. Aristoteles omschreef een deugd treffend als iets dat het midden houdt tussen twee extremen. Dapperheid bijvoorbeeld houdt niet het midden tussen een beetje dapperheid en enorme dapperheid, maar tussen lafheid en overmoedigheid. Tegelijkertijd is Aristoteles de eerste om te zien dat het absolute midden niet bestaat: het midden verschilt van mens tot mens en van situatie tot situatie.

Zondebokken

Mensen worden dermate gepreoccupeerd door dringende dingen, dat er haast geen tijd meer overblijft voor belangrijke zaken. In alle fundamentele velden van de samenleving (politiek, gezondheidszorg, onderwijs en onderzoek, economie en financiën, sociaal beleid.) primeert niet zelden de instelling op de dienstverlening. Terwijl we positief en actief uitwegen moeten zoeken uit crisissituaties. Maar dat is niet alles. Tal van belangrijke issues werken dagelijks intens in op onze maatschappij: ecologische zorg, gender, mobiliteit, competitiviteit, diversiteit, zelfbeschikking enzovoort. Al die ontwikkelingen veroorzaken spanningen. We moeten in de spanning blijven staan, zonder de illusie te koesteren dat de spanning opgeheven dient te worden. Integendeel, we moeten zoeken naar wegen om die spanning vruchtbaar te maken voor tijdgenoten en voor degenen die na ons komen. Wat bakken we ervan in deze tijd?

Dit boekje is ontstaan uit een spontaan gevormde kleine groep van mensen die weer naar de kern willen en die de noodzaak aanvoelen iets te doen met de vraag naar waar het echt op aankomt in onze samenleving. Er moest iets gebeuren met de vraag naar het wezenlijke omdat alle auteurs zich verantwoordelijk voelen voor de tijd waarin ze leven. Alle auteurs hebben één ding gemeen. Ze weigeren toe te geven aan het vigerende cultuurpessimisme. Ze zoeken niet naar zondebokken. Ze geloven in de toekomst, in de opportuniteiten van deze boeiende en uitdagende tijd.

Bron: De Standaard

Laat een reactie achter