Jan Rosier: ‘De dwarsliggers hebben gelijk’

Werknemers van Delhaize gaan hun vierde stakingsweek in. In Frankrijk blijven jong en oud betogen tegen de verlenging van de pensioenleeftijd. Bij Plopsaland kwamen werknemers in opstand tegen hun bazen. De gele hesjes verzetten zich op straat en de quiet quitters verzetten zich geruisloos. Op het eerste gezicht hebben die zaken niets met elkaar gemeen. Maar dat is schijn. Al die werknemers zijn het moe om als een flexibel middel ­gebruikt te worden om bedrijfskun­dige doelen te bereiken.

We hebben onze definitie van ­arbeid de voorbije decennia geruisloos laten varen. Het is goed ze even in herinnering te brengen. Ten eerste wil arbeid uitdrukking geven aan de menselijke waardigheid. Ten tweede is het doel van alle arbeid de mens zelf – of het nu de nederigste dienst is, de meest monotone, de meest marginaliserende of de meest creatieve. ­Mensen kunnen dus niet als middel worden ingezet.

En dat is nu juist wat we de voorbije decennia hebben gedaan. We zijn ­allemaal human resources – menselijke middelen – geworden. De term alleen reduceert de waardigheid van iedere werknemer. Er zijn geen ­human beings meer op de werkplek. Door medemensen op de werkplek te beschouwen als middelen, zijn we ze ook op die manier gaan behandelen en verhandelen, zoals de werknemers van Del­haize nu meemaken. Als mensen middelen zijn, is er niets dat een ceo tegenhoudt om er tegen te keer te gaan zoals in Plopsaland. ­Tijdens een managementmeeting waarop ik aanwezig was, sprak de topmanager over ‘een blik arbeiders opentrekken’, verwijzend naar een aanwerving. Tijdens een ander managementcomité werd er gegrold en gegrapt terwijl men ­besliste over het ontslag van een tiental mensen. Dat is wat er ­gebeurt als mensen middelen zijn.

Totalitaire cultuur

De waardigheid gaat niet alleen over de werknemers zelf, ook over hun ­gezinnen en hun geliefden. Werk­nemers vragen ondubbelzinnig en compromisloos respect voor de waardigheid van hun gezin, hun geliefden en hun natuurlijke omgeving. In de race to the ­bottom om de kosten te drukken en de race to the top om zo doeltreffend mogelijk te zijn, worden zij en hun gezinnen genadeloos ­geklemd.

De verhouding tussen ­arbeid en kapitaal is zo conflictueus geworden en neemt zulke vormen aan dat we kunnen gewagen van consistente ­manipulatieve uitbuiting. ­Mensen op de werkvloer voelen hoe genadeloos dat is. Het is niet omdat werk­nemers met vakantie kunnen gaan of zelfs een bedrijfswagen hebben, dat ze niet worden uitgebuit. In sommige ondernemingen leidt dat tot een totalitaire cultuur. Wie niet mee kan of zich ­verzet, gaat er onverbiddelijk uit. Een apparaat dat ­hapert, wordt toch ook verwijderd?

Halverwege de vorige eeuw opperde management-theoreticus James Burnham van de universiteit van New York al dat de samenleving zou evolueren naar een ‘managerial society’ waarin ­managers als heersende klasse alle macht en middelen naar zich toe trekken. Ze ontwikkelden ook een vocabularium dat hergebruikt wordt door sommige politici én academici wiens bewondering voor (top)managers niet te stelpen is.

Omdat we de brutaliteit niet meer beseffen van wat we zeggen, reduceren we mensen tot ­‘kostenplaatsen’ en moeten anderen ‘geactiveerd’ worden. Universiteitsrectoren gaan activiteiten ‘outsourcen’ en zich terugplooien op hun ‘kernactiviteiten’. Ze opperen schaamteloos dat hun universiteiten dienen om ‘onder­nemingen competitiever’ te maken. Al decennialang waarschuwen enkele managementacademici – zowel rechtse als linkse denkers – voor die ontsporing. De scheidingslijn tussen management als sturing en als totalitaire zweep zal in de managerial ­society flinterdun zijn, voorspelde Burnham. Het zal er niet verschillen van communistische productie­systemen, precies omdat de mens daar ook een flexibel middel tot een materieel doel was.

Geen geniale allesweters

Is het de samenleving nog niet ­gedaagd dat grote bedrijven de laatste dictaturen zijn in onze demo­cratieën? Maar mensen op de werkvloer hebben het recht om gehoord te worden, ook als het gaat over strate­gische beslissingen. De bestuur­kundige ratio van topmanagers is trouwens beperkt én gekleurd door consultants, persoonlijke ervaringen, tijdschriften, opleiding of netwerk. Hun beperkte rationaliteit is ­beschreven in de academische management­literatuur. Als werk­nemers our most important assett zijn, waarom wordt dan niet naar hen ­geluisterd? Wat zei de vorige cel van Intel ook weer? Toen het topmanagement zijn strategische beslissingen nam, vertelde hij, ­waren die enkele maanden later al voorbijgestreefd door inzichten ­verzameld op de werkvloer. Top­managers zijn geen geniale alles­weters.

Het hele punt is dat ceo’s en aandeelhouders (extreme) rijkdom ­nastreven die ze alleen voor zichzelf willen houden. In die context is het vanzelfsprekend nuttig om werk­nemers als middel te positioneren. Maar er kan geen kapitaal zijn zonder arbeid en geen arbeid zonder kapitaal. Het is absoluut verkeerd alleen aan het kapitaal of alleen aan de ­arbeid het resultaat toe te schrijven dat door de ­samenwerking tussen ­beide werd verkregen. Het is volstrekt onrechtvaardig dat een van hen de ­opbrengst ­alleen voor zich opeist. Het is ­volstrekt misplaatst om mensen als flexibele middelen te zien.

Bron: De Standaard

Laat een reactie achter