Jonathan Lambaerts: ‘Benedictus kon de kloof tussen de seculiere wereld en de Kerk niet dichten, maar dat lag niet alleen aan hem’

fgelopen zaterdag (31 december 2022) overleed paus Benedictus XVI. Zoals te verwachten viel, zijn de bespiegelingen naar aanleiding van zijn overlijden kritisch. De recente geschiedschrijving oordeelde al streng over zijn pontificaat en nog strenger over zijn periode als prefect van de Congregatie van de Geloofsleer in de decennia daarvoor. Hoewel Ratzinger slechts één van de vele invloedrijke Vaticaanse kopstukken was tijdens het lange pontificaat van Johannes Paulus II, werd hij toch vaak tot zondebok gemaakt voor al wat er misliep in de Kerk. Eens te meer, omdat hij eenmaal tot paus verkozen, niet bij machte leek om deze vele wantoestanden een halt toe te roepen.

 

Ook de publieke opinie heeft Benedictus XVI nooit helemaal in haar armen gesloten. Het ontbrak hem aan het charisma van zijn voorganger, en aan de gemoedelijkheid van zijn opvolger. Benedictus kwam in het openbaar steeds wat terughoudend over, zelfs enigszins ongemakkelijk. Kerkhistoricus Peter Nissen omschreef hem als ‘een onhandige communicator’; een kamergeleerde die zich liever omringde met boeken dan mensen. Nochtans erkende theoloog Hans Küng (1928-2021), wiens denken de antithese was van dat van zijn generatiegenoot, dat Benedictus niet in een ivoren toren leefde, maar openstond voor andere zienswijzen en dialoog. Dat het hem niet lukte om de kloof tussen de seculiere wereld en de Kerk te dichten, valt dan ook niet alleen Benedictus toe te schrijven.

De vraag is of er ook voldoende openheid was langs de kant van de seculiere wereld. De rode draad in Benedictus’ prediking was de figuur van Jezus van Nazareth. Telkenmale herhaalde Benedictus dat geloof in Jezus en Zijn Evangelie centraal hoort te staan in het leven van een christen. Deze boodschap culmineerde in een trilogie over Jezus van Nazareth gedurende zijn pontificaat. Al lijkt deze boodschap op het intrappen van een open deur, toch stelde Benedictus vast dat het geloofsleven (zeker in West-Europa) verwaterd is en tot op grote hoogte gelijk te stellen is met een sociaal humanisme (Deus Caritas est). Steeds weer riep hij op om zich te (be)keren tot de bron van het geloof: Jezus Christus en Zijn Blijde Boodschap. Een oproep die veelal in dovemansoren viel.

Toch waarschuwde Benedictus ervoor dat als Jezus’ verkondiging vergeten wordt, de Liefde dreigt te eroderen. Zij wordt dan “verbannen naar een beperkt en privé domein van relaties” en kan “gemakkelijk verwisseld worden met een hoeveelheid goede, voor het sociale leven nuttige, maar bijkomstige gevoelens” (Caritas in veritate). Zonder Gods Liefde wordt iedere relatie onderhevig aan allerlei bijbedoelingen en worden personen maar gewaardeerd in de mate dat zij aan de verwachtingen van anderen tegemoetkomen, nooit om wie zij zijn.

Hiermee wist Benedictus de vinger op de wonde te leggen. In zijn gewraakte homilie aan het college voor de kardinalen aan de vooravond van het conclaaf dat hem tot paus zou verkiezen, waarschuwde hij ervoor dat zonder God, de mens uiteindelijk ten prooi valt aan vertwijfeling. Zonder een betrouwbare houvast dreigt de mens “heen en weer geslingerd [te] worden door elke windvlaag” (Pro Eligendo Romano Pontifici). Benedictus toonde zich hier een goede verstaander van onze tijd, waarin velen worden geplaagd door psychische klachten die vaak terug te leiden zijn tot een ervaring van zinloosheid. Het individu raakt afgemat in zijn zoeken naar betekenis in een snel veranderende wereld. Zingeving, stelde Benedictus, kan enkel worden gevonden in een onveranderlijke waarheid. Enkel in zo een waarheid komt het individu tot rust en “volledig tot zijn recht” (Caritas in veritate). In de waarheid van de Blijde Boodschap mocht hij zich daarenboven bemind weten om wie hij is.

Het mocht niet baten. De seculiere wereld wou van Benedictus’ prediking niet weten. Er stond te veel geschiedenis tussen hen in. Heel concreet de geschiedenis van de Kerk, waarmee Benedictus werd geassocieerd en waar hij zichzelf ook complexloos mee identificeerde. Voor de seculiere wereld is de Kerk een instituut, dat verantwoording heeft af te leggen voor haar daden. Voor Benedictus was het een gemeenschap van feilbare mensen die met vallen en opstaan, probeert om de belofte van God waar te maken (Vastenboodschap 2012). Achter dit verschil in opstelling gaat een fundamenteel andere benadering van de werkelijkheid schuil: een (ver)oordelende of vergevende. Benedictus trachtte het Evangelie voor te leven en de moeilijkere weg van de barmhartigheid te bewandelen.

Hiermee hield Benedictus de seculiere wereld een spiegel voor. Hij confronteerde haar met de vraag of er in haar midden nog plaats is voor een God die Liefde is. Of er in onze harten nog een bereidwilligheid is om Jezus’ voorbeeld van barmhartigheid te volgen. Deze vraag is de erfenis die Benedictus ons nalaat, en zij daagt ons uit om bewust met onze toekomst om te gaan. Willen wij bouwen aan een wereld waarin we elkaar met barmhartigheid bejegenen? Of ontzeggen wij ons deze genade?

Bron: Knack

Laat een reactie achter