Ides Nicaise: ‘Slachtoffers van de energiecrisis’

Naar aanleiding van de internationale aanbeveling aan België om de uitstap uit de kernenergie te heroverwegen, kwam het hete hangijzer opnieuw aan bod. Het Internationaal Energieagentschap raadt België aan om nog even door te gaan met kernenergie. Met de Panorama-uitzending over de kwetsbaarheid van onze elektriciteitsvoorziening, kregen we met z’n allen nachtmerries over grootschalige onderbrekingen van die voorziening.

Intussen jaagt de burgeroorlog in Libië de olieprijzen de hoogte in. En in de marge van de Europese top over het competitiviteitspact gonsde het van geruchten over de index en of energieproducten erin zouden blijven. Stevenen we af op een nieuwe energiecrisis? Misschien moeten we nadenken over welke alternatieven we hebben, en of we genoeg geld hebben om daarin te investeren. Bovendien kan niemand voorspellen hoe groot de implicaties van ‘nieuwe’ energie op de kostprijs zijn. Heel wat Vlaamse huishoudens – meer dan 80.000 in 2010 – weten al wat het betekent als je energievoorziening in het gedrang komt. En het dreigen er nog een hoop meer te worden. Nu wordt ook Jan Modaal echt ongerust – en niet ten onrechte.

Een tijd geleden zag het er voor energiegebruikers nochtans nog rooskleurig uit. Door de Europese richtlijn over de liberalisering van de diensten – waaronder ook de vroegere overheidsbedrijven, zoals energie- en telecomleveranciers – zou er een betere matching komen tussen vraag en aanbod. Door de vrije markt zouden prijzen dalen, de dienstverlening optimaliseren en de welvaart stijgen.
Dat is in het geval van energie jammer genoeg niet gebeurd. Energieprijzen stijgen (of blijvenhoger dan verwacht), maar ook de dienstverlening verslechtert en het aantal energiearmen neemt toe. Het publieke monopolie in de elektriciteitssector is in de praktijk vervangen door een privaat bijna-monopolie van Electrabel, waardoor prijzen evenmin dalen. Van een echte ‘vrije markt’ is dus geen sprake. Bovendien zijn de markten er na de privatisering niet doorzichtiger op geworden.
Wie toch wil veranderen van elektriciteitsleverancier, moet zich door een onoverzichtelijk kluwen van administratie en tarieven werken. En daar is een dosis assertiviteit en een hoop economisch inzicht voor nodig, wat bijvoorbeeld heel wat laagopgeleiden niet gegeven is.

Tot slot blijkt dat in privé-dienstenbedrijven het winstbejag gaat primeren op (basis)dienstverlening. In de praktijk wordt het moeilijk om bedrijven te dwingen een sociaal beleid te voeren ten aanzien van zwakke gebruikers. Leveranciers gaan weinig scrupuleus om met zwakke gebruikers, die worden ‘geparkeerd’ of zelfs uitgesloten van dienstverlening. De armen zijn vaak de eerste slachtoffers.
Toch was het initieel de bedoeling om de liberalisering sociaal te corrigeren: er zou een gratis minimumlevering komen, sociale tarieven voor bepaalde categorieën huishoudens en gecontroleerde procedures ingeval van wanbetaling (om afsluitingen te voorkomen). In de praktijk blijken privé-bedrijven erg creatief in het omzeilen van de regels en/of blijft de overheid onvoldoende bij machte om de rechten van de zwakste gebruikers af te dwingen. Energiebedrijven blijven, ondanks het wettelijke verbod, wanbetalers afsluiten, eenvoudig door de kwalificatie ‘wanbetaling’ in hun motivatie te vervangen door ‘manifeste onwil’. Ze wisselen zelfs ‘zwarte lijsten’ uit van wanbetalers, waardoor sommige huishoudens helemaal geen leveranciers meer vinden om elektriciteit of gas te leveren. Andere bedrijven vragen hoge waarborgsommen alvorens (opnieuw) aan te sluiten. En niemand weet hoeveel gezinnen met een zogenaamde budgetmeter in feite helemaal geen energietoevoer hebben omdat ze niet kúnnen betalen: officieel zijn ze niet afgesloten, in werkelijkheid wel.

De vrije energiemarkt blijkt veel vrijheid te geven aan degenen die de vrijheid al hebben – ondernemers, investeerders, sterke kapitaalkrachtige én mondige gebruikers – maar is net voor diegenen die weinig (financiële) bewegingsvrijheid een beknotting van die vrijheid. Bovendien is de markt het adjectief ‘vrij’ eigenlijk niet waardig, gezien het nagenoeg-monopolie van Electrabel. Een patstelling waar de Belgische overheid niet omheen kan. De enige ‘oplossing’ voor de kwetsbare positie van België op de energiemarkt blijkt nu het behoud van de kernenergie. Jammer genoeg versterkt dat behoud enkel het monopolie van Electrabel en verzwakt het de consumenten, en zeker de zwaksten onder hen. De markt zal nog meer falen, en de ethiek van publieke dienstverlening zal verder wegkwijnen.
Jammer genoeg was dit effect van het Europese ‘liberaliseringsbeleid’ door sommigen voorspeld. De Europese leiders dachten het beter te weten. De roep van de sociale sector om sociale minimumstandaarden op EU-niveau werd genegeerd. Moeten we misschien de sectoren die levensnoodzakelijke basisdiensten leveren weer nationaliseren?

Bron: De Standaard – 14 maart 2011

Laat een reactie achter