Wim Vandewiele: ‘Denk aan het kind in het badwater’

In een nieuw advies besluit de Raad van State dat het federaal parlement het belastingsgeld voor de erediensten en levensbeschouwingen wel anders kan herverdelen zonder dat er aanpassingen aan de grondwet nodig zijn. Het parlement is dus vrij te bepalen welk kader van priesters en andere bedienaren nodig is om in te spelen op de religieuze en levensbeschouwelijke noden in België.

De katholieke kerk ontvangt jaarlijks nog 71 miljoen voor de betaling van wedden en pensioenen uit het totaalbudget van 91 miljoen euro, waarbij het resterende bedrag van 20 miljoen over de andere erediensten (o.a. protestantse, vrijzinnig humanistische, islamitische, …) wordt verdeeld. Dat de levensbeschouwelijke situatie vandaag in België door zeer ingrijpende maatschappelijke evoluties niet meer deze van 1831 is, trekt quasi niemand in twijfel. De vraag naar een billijke herverdeling naar de reële levensbeschouwelijk plurale samenleving is dan ook terecht en wenselijk.

Turven

Voor de herverdeling moeten de parlementsleden op zoek gaan naar objectieve criteria. Hopelijk houden deze objectieve criteria niet op bij het ‘turven’ van het aantal deelnemers aan het vrijdaggebed in de moskee, de sabbat in de synagoge, de zondagsmis of op een bijeenkomst van de georganiseerde vrijzinnigheid. Regelmatig duikt er in de media zogenaamd wetenschappelijk gefundeerd cijfermateriaal op, waarbij men bijvoorbeeld aan de hand van de telling van kerkgangers op zondag voorspelt dat tegen 2016 alle kerkgebouwen in Vlaanderen leeg zullen staan. Onzin, want kerkgebouwen worden ook nog op de zes andere dagen van de week gebruikt voor erediensten (o.a. begrafenissen), maar ook breder voor culturele en sociale bijeenkomsten als concerten en lezingen.

Bovenstaand voorbeeld van cijfermateriaal is natuurlijk koren op de molen van de voorstanders van de afschaffing van de financiering van bedienaars van de erediensten van staatswege uit. Waarom zouden we immers de wedden en pensioenen betalen van mensen die geen ‘diensten’ meer leveren aan een onbestaande groep ‘gebruikers’. Ik pleit ervoor dat we het dienstverlenende karakter van bedienaars van de erediensten ook vanuit een bredere sociale optiek zouden bekijken.

Gemeenschapsvorming

Priesters, parochieassistenten, predikanten, moreel consulenten en imams hebben naast hun takenpakket specifiek rond de eredienst ook een breed maatschappelijke impact in België. Zij zetten zich in voor de opvang van asielzoekers, hulp aan minderbedeelden, coaching van vrijwilligers, enz… Dat laatste aspect in hun dienstverlenende taken weerklinkt te weinig in ons land en dient dan ook meer dan ooit gevaloriseerd te worden in de criteria die worden gezocht. Uit onderzoek van het KASKI (Expertisecentrum religie en samenleving, Radboud Universiteit Nijmegen) in Nederland naar de sociale dienstverlening van de verschillende religies en levensbeschouwingen in de Stad Rotterdam bleek immers dat zij daarin een aanzienlijk aandeel opnemen en daardoor de overheid ontlasten.

In 2010 publiceerde het KASKI een gelijkaardige studie voor de kernstad Antwerpen, met betrekking tot de maatschappelijke inzet van parochies. De studie concludeert dat er een enorme energie uitgaat van de vrijwilligers en de beroepskrachten op het vlak van gemeenschapsvorming en sociale inzet. Belangrijk hierbij was ook de vaststelling dat ondanks het feit dat het sociale weefsel rond de kerktoren niet altijd even zichtbaar is, het wel een heel netwerk van mensen bereikt die al dan niet kerkgaand zijn. De bezoldigde bedienaars van de eredienst, priesters en parochieassistenten, spelen in de organisatie en de aansturing van vrijwilligers een zeer belangrijke rol. Daarom is het belangrijk dat ook deze sociale aspecten uit het dienstverlenende pakket van de bedienaren worden meegenomen in de criteria die worden opgesteld door de parlementsleden.

 

Bron: De Redactie – 13 mei 2011

Laat een reactie achter