Dries Deweer: ‘Het dilemma van De Gucht: burger of politicus?’

Karel De Gucht ligt onder vuur. De brieven die hij stuurde naar het hoofd van de Bijzondere Belastingsinspectie (BBI) om zijn beklag te doen over Karel Anthonissen, de BBI-ambtenaar die een onderzoek voerde naar mogelijke belastingontduiking door De Gucht, zouden een poging tot intimidatie zijn. Volgens De Gucht zelf is er geen vuiltje aan de lucht. Hij heeft immers het recht zich te verdedigen. Dat argument houdt steek. Ook Karel De Gucht is een mens. Als dusdanig komen de rechten van de mens ook hem toe. De vraag is of dat daarmee alles gezegd is.

Plichten van de politicus

Karel De Gucht is immers ook een politicus. Aan het ambt van politicus zijn bepaalde verantwoordelijkheden verbonden, die vervat zitten in een ‘politieke ethiek’. Die politieke ethiek berust op één centraal principe: de politicus moet zich inzetten voor het algemeen belang. Dit algemene principe vertaalt zich dan verder in verschillende meer concrete deontologische regels. Een volksvertegenwoordiger wordt vanuit dit principe bijvoorbeeld verondersteld om volgens de letter van de titel het volk te vertegenwoordigen. Hij of zij zetelt in het parlement dankzij een bepaalde groep kiezers, maar eens verkozen vertegenwoordigt hij of zij niet alleen die kiezers, maar het volk als geheel. De politieke ethiek verwacht dus van de volksvertegenwoordiger om niet alleen bekommerd te zijn om de belangen van een specifieke groep kiezers of een bepaald kiesdistrict, maar om het algemeen belang van de samenleving als geheel voor ogen te houden.

Uitvoerende macht

Wellicht maakt u zich de bedenking dat parlementsleden in de praktijk meestal wel de belangen van een particuliere groep dienen. Alleen al het feit dat sommige partijen expliciet opkomen voor het Vlaams belang in het Belgische federale parlement toont dat de plicht van de politicus een enigszins flexibel gegeven is. De plichten van de politicus gaan echter een stap verder wanneer de politicus deel uitmaakt van de uitvoerende macht. Daar beschikt de politicus over een nog veel tastbaardere macht, macht die gedelegeerd is namens het volk, opnieuw om ten dienste te staan van het algemeen belang.

Hoe gevoelig deze vereiste is, kwam vorig jaar tot uiting bij het ontslag van Steven Vanackere als minister van financiën. De insinuaties dat hij als minister de belangen van het ACW zou laten voorgaan op het algemeen belang maakten het vervullen van zijn taak als minister onmogelijk. Nadien gaf zelfs de oppositie toe dat Vanackere zijn functie op een integere manier had uitgeoefend, maar zelfs ongegronde beschuldigingen van belangenvermenging waren zeer kwalijk voor zijn functioneren. Het sierde Vanackere dat hij ontslag nam en zo de regering verloste van een zweem van partijdigheid, ook al was die illusoir en ook al was er in zijn geval nooit sprake van handelen uit eigenbelang.

Het dilemma van De Gucht

Dat brengt ons terug bij Karel De Gucht. Ook De Gucht is als Europees commissaris lid van de uitvoerende macht. Met de zware portefeuille van Handel is hij zelfs een van de machtigste politici van Europa. Toegegeven, de machtsdelegatie vanuit het volk is op het niveau van de Europese Commissie wel heel erg indirect, maar dat doet hier nu niet ter zake. Ook De Gucht heeft de plicht zich ten dienste te stellen van het algemeen (Europees) belang en om de macht die hem werd toebedeeld niet te gebruiken voor particuliere doeleinden.

Wanneer De Gucht op het punt staat een brief de schrijven naar het hoofd van de BBI, dan staat hij dus voor een ethisch dilemma. Enerzijds heeft hij als individu het recht zich te verdedigen en om zijn mening te uiten. Hij mag vanuit dat oogpunt een brief schrijven om zijn mening te ventileren. Hij heeft de bewuste brieven ook niet ondertekend als Europees commissaris, dus strikt genomen maakte hij geen misbruik van zijn functie. Anderzijds heeft hij de plicht als politicus om zijn macht niet aan te wenden voor de eigen belangen.

Als een machtig politicus een kritische brief stuurt naar een ambtenaar, dan mogen we zelfs nog geloven dat die politicus niet de bedoeling heeft om te intimideren, het resultaat zal toch intimidatie zijn. We kunnen ons moeilijk voorstellen dat Frank Philipsen, de BBI-baas in kwestie, zich niet geïntimideerd voelde. Bovendien ondertekende De Gucht blijkbaar wel als ‘minister van staat’, waardoor hij, zonder zijn titel als Europees commissaris te misbruiken, toch fijntjes gewezen heeft op zijn soortelijk gewicht als politicus.

Afwegingen

Wat er juridisch over deze kwestie gezegd kan worden ter zijde gelaten, kunnen we alleszins besluiten dat De Gucht zijn rechten als individu heeft laten voorgaan op zijn plichten als politicus. Voor zover hij geen rechtsregels overtreden heeft, is dat een afweging die hij in alle gewetensvrijheid mag maken. Het resultaat is echter dat we als burgers ook een afweging moeten maken: Springt Karel De Gucht op een voldoende integere manier om met de macht die hij namens ons allemaal bezit? Ook dat oordeel laat ik aan ieders gewetensvrijheid over. Als politiek filosoof beperk ik mij tot een pleidooi voor politici die eerst en vooral begaan zijn met hun plichten.

Tot slot heb ik nog een tip voor meneer De Gucht: uw recht op verdediging vertrouwt u beter toe aan uw advocaat; zo kunt u zich meer richten op uw plichten als politicus. Misschien bent u iemand die oprecht meent dat alles wat u zelf doet ook beter gedaan is. In dit geval stelt het echter uw integriteit als politicus in vraag en gaat het ten koste van het imago van de politiek als geheel.

 

 

Bron: De Redactie – 7 april 2014

Laat een reactie achter