Mark Van de Voorde: ‘Vlaamse collaboratie was zwart: niet zwartgeel, niet witgeel’

Vlaams-nationalisten met antecedenten in de collaboratie – voor een goed begrip, de meerderheid van de Vlaams-nationalisten heeft geen zwart familieverleden – hebben de neiging om aan de houding van hun ouders of andere verwanten tijdens de oorlog een Vlaamse uitleg te geven. Ze deden het voor Vlaanderen, niet voor Hitler. Niet de nieuwe orde of het antisemitisme was hun motief, ze werden gedreven door Vlaamsgezindheid. Alsof werken voor Hitler en zijn gruwelijke totalitarisme daarom minder erg zou geweest zijn. Het onlangs verschenen boek van Aline Sax, Voor Vlaanderen, Volk en Führer, maakt brandhout van die mythe die de rechterzijde vaak hanteert. Door analyse van de correspondentie van het ‘voetvolk’ van de collaboratie kwam de historica tot de conclusie dat onze Vlaamse collaborateurs, net zoals de Waalse, gedreven waren door een verering van Hitler en het nazisme. Niet de ontvoogding van Vlaanderen bewoog hen, maar ‘fascisme’ (in de brede betekenis) of simpelweg opportunisme.

Die zelfde analyse slaat ook een andere mythe aan diggelen, wat in de mediabesprekingen van het boek minder aandacht kreeg. De mythe die de linkerzijde zo graag het ‘katholieke’ Vlaanderen voorhield, namelijk dat de Vlaamse collaborateur door zijn geloof in de armen van de Führer werd gedreven. Begin van de jaren tachtig beweerde ook Maurice de Wilde (in zijn beruchte tv-serie) staalhard dat priesters, vooral proosten van de katholieke jeugdbewegingen, jongeren hiervoor warm maakten. Niets is minder waar.

De mythe van de rechterzijde was niet alleen een poging om de Vlaamse collaboratie een minder kwalijke geur te geven, ze werd ook in de hand gewerkt door de excessen van de repressie. Ook flaminganten die geen enkel oorlogsverleden hadden, werden systematisch opgepakt. Vlaamsgezindheid was voor Belgicisten genoeg om iemand van collaboratie te verdenken. In de hoop hiermee het streven naar Vlaamse ontvoogding en zelfbestuur definitief de kop in te drukken. Dat de collaboratiebewegingen zoals VNV van Vlaamsgezindheid de bocht hadden gemaakt naar Duitsgezindheid, maakte het hun gemakkelijk.

Doordat de Vlaamse Beweging lange tijd die mythe van de Vlaamsgezindheid van de collaborateurs in stand hield, is ze eigenlijk in de val getrapt van de Belgicisten. Ze zorgde zelf voor een smet op haar eigen streven naar een rechtvaardiger staatsbestel voor de Vlamingen. Het was voor de Vlaamse zaak beter en zuiverder geweest, had ze erkend dat de collaboratie zwart was en niet zwartgeel. Daardoor zou de collaboratie Vlaanderen niet zwaarder zijn aangerekend dan Wallonië, waar de collaboratie niet minder groot was geweest. Wallonië kon het zwarte verleden afschudden, Vlaanderen niet.

De Vlaamse collaboratie was ook niet witgeel (de kleuren van de pauselijke vlag). Die mythe werd door de vrijzinnige linkerzijde gelanceerd om de kerk en het christendom in een kwaad daglicht te stellen. Ook Maurice de Wilde probeerde nog in het begin van de jaren tachtig (in zijn beruchte tv-serie over de collaboratie), tegen beter weten in, die stelling te verdedigen.

Naar aanleiding van die serie heb ik toen een studie gedaan van de geschriften en documenten van een van de belangrijkste katholieke (Vlaamsgezinde) jeugdbewegingen, KSA, in 1928 gesticht door de West-Vlaamse kanunnik Karel Dubois.

Het anticommunisme was bij KSA een feit. Maar de veroordeling van het “goddeloze communisme” ging gepaard met een even felle veroordeling van het fascisme en het nationaalsocialisme. Had Dubois het in zijn geschriften over “een nieuwe orde”, dan maakte hij duidelijk dat het hem te doen was om “een revolutie, niet door ommekeer van instellingen, maar door inkeer van zielen, en door bekering”. Hij riep bovendien de jeugd op om zich af te houden van “leiders, aanvoerder, Führer, dictators, menners enz. die haar op de ene of andere manier weten te imponeren”.

In de KSA-publicaties van de jaren dertig werd duidelijk gemaakt dat de nieuwe-ordebewegingen geen partners waren van de katholieken. Het leidingblad Richten van juli 1936 schreef: “Ook onder ons lopen even eerzuchtige als domme von Papens [de Duitse katholieke politicus die een pact sloot met Hitler] rond, die zich al of niet te goeder trouw opwerpen als verdedigers van de katholieke zaak, door alvast met de vijand van morgen te heulen en gemene zaak te maken”.

In de cursus politieke sociologie die de Katholieke Actie in Roeselare organiseerde voor de leidingen van de beweging, werd “elke totalitaire staatsopvatting radicaal afgewezen”. In een van zijn radiopraatjes in 1938 zei mgr. Cruysberghs duidelijk: “Met de totalitaire staat zal noch kan de kerk zich verzoenen.”

Het verzet van KSA zou in alle hevigheid duidelijk worden bij de Duitse inval. De archieven werden in veiligheid gebracht of verbrand, zodat adressen en namen niet in de handen van de Duitsers zouden vallen. Om zich niet te moeten melden bij de Kommandanturen werd KSA ‘officieel’ opgedoekt, maar bleven de vergaderingen in het geheim doorgaan. Een geheime nota circuleerde onder de leden waarin onverbloemd werd gesteld dat het verboden was om zich aan te sluiten VNV of Verdinaso. In een later nota wordt de onmiddellijke uitsluiting bevolen van leden die het toch deden.

De katholieke jeugdbewegingen in het bijzonder KSA, was een alternatief dat de jeugd afhield van collaboratie, geen beweging die hen ertoe aanzette. Zozeer zelfs dat VNV-leider Staf Declercq dit “politiek katholicisme” kapittelde als “vijand van het volk”, samen met “de joden en de vrijmetselarij”. VNV-dagblad Volk en Staat (8 september 1943) noemde KSA “een oorlogsmachine tegen de hernieuwingskrachten en een propagandamachine voor het bolsjewisme”.

Mag het nu voor eens en voor altijd duidelijk zijn: de mythe van de zwartgele collaboratie is dood, deze van de witgele collaboratie evenzeer.

 

Bron: Knack

Laat een reactie achter