Mark Van de Voorde: ‘Met een betere bril naar vluchtelingen kijken’

Ze hebben altijd wel een punt. Ze vinden altijd wel een argument. Ze hebben altijd wel ergens een heel klein beetje gelijk, de burgemeesters die menen dat een nieuw asielcentrum, nochtans in een oud leegstaand pand, niet kan voor hun gemeente. Tenminste in vergelijking met andere gemeenten of steden, waar het voor hen dan wel moet kunnen. Voor één keer luidt het motto niet: ik wil de grootste hebben. Maar: ik wil de kleinste hebben.

Hebben ze al oude of nieuwe asielzoekers opgevangen, dan hebben ze al hun deel gedaan, zeggen de burgemeesters. Hebben ze nog geen enkele vluchteling over de vloer gekregen, dan is hun gemeente te klein, zeggen ze. Tenminste in vergelijking met andere dorpen of steden. Maar die zullen dan andere redenen hebben om te protesteren tegen de komst van vluchtelingen. Is het niet de verhouding tussen het aantal vluchtelingen en het aantal ingezetenen, dan is het de te kleine dorpskern of de ligging van het asielcentrum. Niet alleen excuses maar ook vergelijkingen zijn dus gemaakt om er zich van te bedienen.

De kleur doet er niet toe

De kleur van de burgemeester doet er niet toe. De linkerkant reageert niet anders dan de rechterkant. Allemaal (of bijna allemaal) vrezen ze ‘de ondraaglijke zwaarte van het bestaan’ met asielzoekers in de buurt. Het gekende NIMBY-effect dus? Not In My Back Yard (niet in mijn achtertuin)? Ja, die reactie vrezen de burgemeester van hun bevolking. En een burgmeester hoort nu eenmaal een man of vrouw van het volk te zijn. Dus proactief de stem van het volk ventileren, daar scoor je mee. Het is nochtans complexer.

NIMBY is een acroniem dat zijn oorsprong vindt in de wereld van de ruimtelijke ordening. Het betekende dat mensen gebruik willen maken van voorzieningen, maar ze willen er geen hindernis van ondervinden. We vinden windmolens een zegen in de strijd voor duurzame energie, op voorwaarde dat zij hun slagschaduw niet over onze tuin zwiepen. Over vluchtelingen denken we eigenlijk net zo: we willen ze wel opvangen (ons deel doen in Europa), tenminste als die asielzoekers uit onze schaduw blijven.

Het perverse kantje van NIMBY

Maar dan komen ze in de schaduw van anderen terecht. En die denken net zo. Er zit een pervers kantje aan NIMBY. “Niet in mijn achtertuin” betekent immers: “In de achtertuin van iemand anders.” Als elke gemeente, bij monde van de burgemeester, het eerste zegt, dan kan het tweede nooit gerealiseerd worden. Zwartepieten is leuk als kaartspel, maar niet als politiek spel.

Het NIMBY-effect dat een burgemeester vreest, voorkomt hij alvast niet door er zelf mee te beginnen, nog vóór de bevolking iets heeft gezegd. NIMBY voorkom je of milder je door bevolking en buurt te betrekken in de communicatie, niet door in hun plaats te communiceren.

Die juiste communicatiestrategie is niet een die over de hoofden van de bewoners zegt: het kan niet. Maar een die aan de bevolking vraagt: hoe pakken we het aan? Die communicatiestrategie van betrokkenheid is al vaak succesvol gebleken bij voorzieningen van ruimtelijke ordening. De weerstand keert om in aanvaarding. Betrokkenheid en inspraak verhogen het draagvlak.

De stem van het volk

Hetzelfde kan gebeuren met de inplanting van een (tijdelijk) asielcentrum. Dan moeten burgemeesters evenwel ophouden met de eerste geruchten van protest te beschouwen als de stem van het volk. Als de bevolking van Koksijde, om maar één voorbeeld te nemen, zo massaal tegen de komst van vluchtelingen zou zijn, dan waren begin oktober meer dan een kleine vierhonderd gemeentenaren (op een bevolking van 22.000) naar de infovergadering gekomen die na “een regen van klachten” was georganiseerd. Een vergadering die bovendien eindigde met de vraag van heel wat aanwezigen, wat ze voor de vluchtelingen konden doen. Iets anders dan NIMBY dus.

Nabijheid of onbekendheid

Bij het NIMBY-concept gaat men uit van de nabijheidshypothese: hoe korter de afstand tussen woonplaats (van de burger) en vestigingsplaats (van de voorziening), hoe groter de weerstand. Verschillende (Nederlandse) studies weerspreken die hypothese. Het tegendeel is zelfs waar. Onderzoek in verband met de inplanting van windmolens leerde dat in vele gevallen mensen die dichter bij een windmolenpark wonen, het positiefst staan ten aanzien van windenergie.

Niet nabijheid is de hinderpaal, maar onbekendheid. Onbekend is onbemind. Dat geldt niet alleen voor windenergie, maar ook voor vluchtelingen. In Duitsland is de weerstand tegen vreemdelingen het grootst in Länder waar er nauwelijks vreemdelingen zijn (alleen in Dresden, waar in de verste verte geen vluchteling te bespeuren valt, krijgt Pegida 30.000 mensen op de been). Elders is de solidariteit groot en navenant de hulpvaardigheid.

Een multifocale bril

Naar vreemdelingen kijken wij door een ouderwetse bifocale bril, met een correctie ‘verziend’ en een correctie ‘bijziend’. Vreemdelingen landend of aanspoelend aan vreemde stranden dragen onze sympathie weg. Het medeleven heeft geen consequenties, tenzij die van de ‘Postscheckliebe’. Vreemdelingen vlak voor onze ogen roepen onze naastenliefde op. Levinas heeft gelijk: in het aangezicht van de andere word ik opgeroepen.

Het tussenzicht van de vreemdeling die naar ons toekomt, vertroebelt ons, want het beeld is onscherp. Burgemeesters zouden, in plaats van te focussen op ons gezichtsgebrek, beter zoals de betere opticiens ons een moderne multifocale bril opzetten die scherp instelt op alle afstanden.

 

Bron: Deredactie.be – 22 oktober 2015

Laat een reactie achter