Alexis Versele: ‘De wijkmunt slaagt erin om mensen te activeren die anders uitgesloten of sociaal geïsoleerd worden’
In zijn boek ‘Geld en Duurzaamheid’ spreekt Belgisch econoom Bernard Lietaer over een ‘ecologie van het geld’. Geld maakt gelukkig tot op een zeker punt. De correlatie tussen inkomen en geluk houdt op wanneer aan alle basisbehoeften zoals voeding, water, huisvesting, hygiëne, onderwijs en gezondheid, is voldaan. Tot deze paradoxale vaststelling kwam Richard Easterlin in de jaren ’70.
Velen slagen er vandaag echter niet meer in om de eindjes aan mekaar te knopen. De Easterlin Paradox hield rekening met de US dollar als munt. Bij ons is het de euro, althans het gebrek eraan, dat het structurele probleem vormt. En toch.
Geld zou structureel niet problematisch zijn mocht het op grote schaal functioneren als complementair, circulair, lokaal, kringloop en regeneratief. Lokale valuta bestaan vandaag zowat overal ter wereld in alle maten en gewichten, ook al hebben ze vaak nog een experimenteel karakter. Een bekend voorbeeld is de Bristol pound in de Engelse stad Bristol. Burgemeester George Ferguson laat er zich uitbetalen in de alternatieve lokale munt, de Bristol pound. Hij laat zich daarbij inspireren door de transitiestadbeweging (Transition Towns) voor het meer duurzaam maken van de lokale gemeenschap (stad, dorp of wijk) op het vlak van wonen, werken en leven.
In België is de Gentse munt Toreke bij wijze van experimenteel project gestart in 2010. In 2017 werd Muntuit vzw als lerend netwerk opgericht voor het promoten, ondersteunen en ontwikkelen van gemeenschapsmunten over Vlaanderen en Brussel.
Met het project Turnaround Money brengen we lokale en regionale actoren samen rond innovatieve financiële instrumenten waaronder lokale munten. Het project heeft de ambitie om de effectiviteit van financiële hefbomen te vergroten samen met lokale overheden, burgerinitiatieven, middenveldorganisaties en bedrijven die actief zijn rond het verduurzamen van wijken en steden.
We leven in een wereld waarin aan alles een financiële marktwaarde wordt toegekend terwijl ons geldsysteem er niet in slaagt om voldoende aansluiting te vinden bij de reële economie. Bernard Lietaer schrijft in ‘Geld en Duurzaamheid’ dat slechts 2% van het geld tastbare economie is terwijl 98% zuiver speculatief is. Lokale valuta gaan in tegen deze trend van vermarkting en gaan uit van een alternatief waarderingsmodel dat niet marktgerelateerd is en waarmee je dus niet kan speculeren. Kate Raworth bekend om haar Doughnut Economics formuleert het als volgt: het 20e-eeuwse ontwerp van geld voedde de extractieve economie waarbij de voordelen van economische groei voorbehouden bleef tot een kleine groep, vaak dezelfde elitegroep.
Het 21e-eeuwse omgaan met geld moet een regeneratieve economie bevorderen. Volgens haar moeten we bedrijfsmodellen en systemen bedenken die herverdeling en regeneratie in zich dragen bij de aanvang. De kern van de uitdaging ligt in het heruitvinden van de manier waarop we waarde kunnen creëren in onze economie en deze vanaf het begin te delen. Dit gebeurt nu al met alternatieve vormen van bedrijfsvoering, zoals coöperaties. Een andere manier is het gebruik van lokale valuta.
Een lokale munt helpt om geld opnieuw te integreren in de reële economie. Het is een munt die alleen lokaal – binnen een gemeente of regio uitgegeven wordt – en alleen lokaal kan worden ingewisseld. Het is dus een alternatief lokaal betaalmiddel, naast de officiële valuta. De lokale economie wordt erdoor versterkt en lokale maatschappelijke doelen zoals zorg voor hulpbehoevenden, duurzaamheid, betere gezondheid en sociale cohesie worden gesteund.
In de wijk Rabot-Blaisantvest in Gent – een wijk met een hele grote werkloosheidsgraad – kan je Torekes verwerven indien je bijdraagt aan burenzorg, buurtzorg en milieuzorg. Mensen met een laag inkomen kunnen een bijkomend inkomen krijgen door bijvoorbeeld te werken in één van de moestuinen, telkens aan 25 Torekes per uur. Onder de vele andere betaalde initiatieven behoort ook LaboRabot. Hiermee experimenteerde SAAMO de voorbije jaren met werk en activering in de wijk.
Met de opgebouwde expertise werd het concept ‘wijkonderneming’ gestart met als doel duurzame tewerkstelling creëren én antwoorden bieden op niet ingevulde noden in de wijk. Het gegenereerde inkomen kan gebruikt worden om een vakman te vergoeden die bereid is om mee te werken in het netwerk van de Torekes.
Met 150 Torekes kan een bewoner ook een eigen moestuin huren. Dat kan op drie verschillende plaatsen waaronder het Boerenhof. Dit is een binnengebied in de wijk waarop een 80 tal bouwvallige garageboxen stonden en dat de stad Gent kocht om te herontwikkelen. Een deel ervan ging naar tuinuitbreiding voor een aantal bestaande woningen. Een ander deel naar een gemeenschappelijke buurttuin met moestuinen. Er werden ook 24 autoparkeerplaatsen aangelegd. Met 50 torekes/jaar kan je aan autodelen en bakfietsdelen doen.
Op Vlaams niveau zijn er de LETS. LETS staat voor Local Exchange and Trading System. Een letsgroep is een regionaal netwerk van mensen die onderling diensten uitwisselen. Mara herstelt de fiets van Toon. Sarah geeft pianoles aan Yassin. Marco vraagt een aantal letsers om te helpen bij zijn verhuis. Soms wordt er ook materiaal uitgeleend of worden er spullen ‘ver-letst’. LETS verschilt van de commerciële uitwisseling doordat de uitwisseling geen professioneel karakter heeft.
Er bestaan echter ook lokale munten met een meer professioneel karakter zoals bijvoorbeeld de Yar. De Yar is de lokale munt van Doornik. Ze wordt door 134 lokale handelaars aanvaard als betaalmiddel. Bij die handelaars horen een architectenbureau, voedingswinkels, slagers, bakkers, maar ook bloemisten en drogisten. Er zijn ook cultuurhuizen.
Met de lokale munten krijgt geld een totaal nieuwe dimensie. De wijk en de lokale samenleving is de uitgever van het geld en beslist gezamenlijk over de ruilwaarde ervan. De munt slaagt erin om het potentieel van de buurt te mobiliseren en mensen die anders uitgesloten of sociaal geïsoleerd worden, te activeren. Dit kunnen mensen zijn van zeer verschillende achtergronden en culturen. De wijkmunt wordt op die manier een tussenvorm tussen de officiële munt, de euro, en het vrijwilligerswerk. De lokale munt creëert kansen van burenzorg, buurtzorg en milieuzorg waardoor welzijn en sociale verbondenheid worden bevorderd. Banden tussen bewoners onderling en bewoners met organisaties worden versterkt.
Bron: Knack