Alexis Versele: ‘Een ‘volksberoep’ kan het grondrecht op behoorlijke huisvesting schaden’

Begin maart deed Kamerlid Sander Loones (N-VA) een opmerkelijk voorstel voor een ‘volksberoep’: het zou het parlement de mogelijkheid bieden om uitspraken van het Grondwettelijk Hof over grondrechten inzake sociaaleconomische thema’s aan de kant te schuiven. Op het ledencongres van N-VA dit weekend staat dit onderwerp opnieuw geagendeerd onder het punt ‘democratie herstellen’. Wat houdt het juist in? En wat zijn de mogelijke negatieve gevolgen het grondrecht ‘behoorlijke huisvesting’?

Vandaag is huisvesting een grondrecht. Ook voor mensen die hier illegaal verblijven. De overheid is verplicht hierin te voorzien, ook al komt ze die verplichting niet altijd na. Dit grondrecht is, samen met andere sociaaleconomische rechten, vastgelegd in verschillende internationale verdragen, waaronder het Europees Sociaal Handvest van 1961 en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR) van 1966. Deze instrumenten hebben er mee voor gezorgd dat sociaaleconomische grondrechten sinds 1994 verankerd zijn in onze Belgische Grondwet. Alles draait rond artikel 23 dat bepaalt dat individuele basisrechten, waaronder huisvesting, gewaarborgd blijven zonder uitzondering. Dit standstillbeginsel (wat verworven is, kan niet worden teruggeschroefd) is als een dam die bedoeld is om sociale afbraak te vermijden.

Tegelijk stelt het artikel de wetgever in staat voorwaarden te bepalen voor de uitoefening van dat recht. Dit betekent dat tegenover die sociaaleconomische rechten ook “overeenkomstige plichten” staan. Deze verduidelijking in de wet leidt vandaag meer en meer tot ideologische discussies. Aan de basis van deze discussies ligt het utiliteitsprincipe dat ieder handelen afmeet aan het algemeen nut ervan voor de maatschappij.

De wet kan dus voorwaarden bepalen, maar het recht op huisvesting kan nooit geheel worden ontnomen. In 2019 oordeelde het Grondwettelijk Hof in een arrest dat de taalkennisvereiste als voorwaarde om een sociale woning te huren het standstillbeginsel in artikel 23 van de Grondwet niet schendt . Concreet betekent het dat als een sociale huurder het taalniveau niet haalt, en niet kan aantonen dat hij daarvoor een geldige reden heeft, hij een administratieve geldboete kan krijgen, zonder dat het huurcontract kan worden stopgezet. Een ontbinding van het huurcontract – vanuit het standstillbeginsel – is dus niet mogelijk.

Met het volksberoep pleit Sander Loones nu om de standstillclausule te schrappen uit onze Grondwet. Het schrappen hiervan is als het openen van de doos van Pandora: het parlement zou bijvoorbeeld kunnen beslissen dat het huurcontract van een sociale huurder die het taalniveau niet haalt, alsnog kan worden stopgezet. Het idee alleen is huiveringwekkend. Met het voorstel voor een volksberoep is een morele grens overschreden, zelfs al wordt het voorstel niet aanvaard.

De bedenkers van het volksberoep verwijten rechters activisme als zouden ze hun politieke of ideologische overtuigingen laten meewegen bij het nemen van beslissingen, in plaats van alleen naar juridische principes en de objectieve feiten te kijken. Maar wat is er mis met een rechter die actief probeert om maatschappelijke problemen op te lossen en grondrechten te beschermen die anders genegeerd worden? Is er iets mis met het voeren van een humaan rechterlijk beleid? Wordt hier niet al te gemakkelijk de onpartijdigheid van de rechter in twijfel getrokken?

Volgens N-VA primeert het algemeen belang en moet dit terug sterker kunnen afgewogen worden tegen elk individueel belang. Het principe klinkt op het eerste zicht aantrekkelijk, maar de individuele vraag op huisvesting of dat van een minderheid (etnisch, met een beperking, …) zou in het gedrang kunnen komen. Het principe van het volksberoep houdt een kwantitatieve benadering in die het grootste geluk voor het grootste aantal mensen ziet als een eenvoudige optelsom. Ze stelt een samenleving voor de keuze tussen opiniekwantiteit (hoeveel mensen denken ergens hetzelfde over) en opiniekwaliteit en legt hiermee op een pijnlijke wijze bloot dat democratie ook goeie beslissingen in de weg kan staan.

Voorts is het idee dat het verdedigen van individuele sociaaleconomische rechten een wezenlijke achteruitgang zou betekenen voor het algemeen belang eigenlijk in strijd met de filosofie van artikel 23.

Dit opent de deur voor een vorm van tirannie van het volk. Het doet spontaan denken aan de menigte die schreeuwde om de misdadiger Barabbas vrij te laten in plaats van Jezus. De menigte werd opgehitst door fanatieke, religieuze leiders die zich bedreigd voelden door de boodschap van Jezus en zijn volgelingen. Het is een voorbeeld dat aantoont dat de meerderheid niet altijd juist handelt en dat democratie niet vanzelfsprekend tot rechtvaardigheid leidt. In dit geval leidde de wil van de menigte tot de kruisiging van een onschuldige man. Het laat zien dat de bescherming van individuele rechten en vrijheden, zelfs in een democratisch systeem, van cruciaal belang is om te voorkomen dat de meerderheid de minderheid onderdrukt of onrechtvaardig behandelt.

Willen we het waardig zijn een ontwikkeld land genoemd te worden? Dan kan dit niet zonder de fundamentele rechten van minderheden te blijven verdedigen – zelfs uit te breiden – in plaats van ze te beperken. Het kan niet zijn dat de rechten van minderheden in naam van het zogenaamd algemeen belang worden ontnomen. We beseffen nog te weinig dat – in onze huidige superdiverse samenleving – die minderheden van vandaag, de hoeksteen worden van onze samenleving van morgen. We hebben er alle belang bij om artikel 23 in onze grondwet koste wat kost te koesteren en te beschermen.

Bron: Knack

Laat een reactie achter