Ides Nicaise: ‘Ieder mens heeft recht op de vrije keuze van werk’

De verplichte gemeenschapsdienst is, ook in de ‘milde versie’ van Hilde Crevits (CD&V), een bijzonder slecht idee, schrijft Ides Nicaise. Er zitten nogal wat addertjes onder het gras.

De Vlaamse regering legt wel een erg controversieel pakje onder de kerstboom: de verplichte gemeenschapsdienst voor langdurig werklozen ­(DS 16 december). Het zou weliswaar een ‘milde’ versie worden: geen massaal programma voor de tienduizenden langdurig werklozen uit het Vlaamse Gewest, maar wel (mogelijk) verplichte ‘stages’ voor personen die een integratietraject hebben bij de VDAB. Ze werken maximaal 2 dagen per week en krijgen een supplement van 1,30 euro per uur op hun uit­kering. De stage zou hun arbeidscom­petenties en sociale vaardigheden moeten verhogen, zo klinkt het.

De verplichte gemeenschapsdienst is al in meerdere landen ­(Nederland, Verenigd Koninkrijk, VS …) op grotere schaal ingevoerd. Die ervaringen zijn uitgesproken negatief. Het Britse Community Work ­Programme werd heel rigoureus ­geëvalueerd, met een experimentgroep en een controlegroep. Na enkele jaren bleek het nettoverschil in werkgelegenheidskans tussen beide groepen minder dan 1 procent te ­bedragen. Maar tegelijk vernietigde dat programma reguliere arbeidsplaatsen, omdat de betrokkenen ook tewerkgesteld werden in commerciële bedrijven en dus ‘normale’ banen verdrongen. De Britse regering haalde zich ook rechtszaken op de hals ­wegens het toepassen van dwangarbeid, en daarbovenop een collectieve boycot door vakbonden en ngo’s.

Er is ruim voldoende werk voor iedereen – ook al worden niet alle behoeften gedekt door de vrije markt

Verplichte tewerkstelling stigmatiseert: een werkgever ziet werkzoekenden in dit statuut (zelfs al willen ze werken) niet graag komen. En als de overheid druk uitoefent op bemiddelingsdiensten om ‘cijfers te halen’, gaan die op den duur de werklozen dwingen om zinloze of onaangepaste taken uit te voeren, wat de betrokkenen psychologisch ondermijnt.

Nep-arbeid

De vorige federale regering legde de verplichte gemeenschapsdienst ook op tafel. Het idee stuitte toen al op veel protest en werd uiteindelijk van tafel geveegd door de Raad van State. Het voorstel van minister van Werk Hilde Crevits (CD&V) is dus een afgezwakte versie, maar toch zitten er nog addertjes onder het gras. Langdurig werk­lozen, van wie geweten is dat hun uitkering beneden de armoedegrens ligt, krijgen een ‘bijverdienste’ aan­geboden van maximaal 83 euro per maand, waarmee ze zeker niet boven die armoedegrens geraken. Is het dan ethisch verantwoord om te dreigen met schorsing als ze het aanbod niet aanvaarden? De maatregel is in principe beperkt in de tijd, maar kan worden verlengd: hoelang kun je mensen verplichten tot dit soort nep-arbeid, als hun uitzicht op een echte baan niet verbetert? En hoe voorkom je dat (zelfs publieke) werkgevers die de keuze hebben tussen een bijna gratis langdurig werkloze en een werk­nemer in een regulier statuut, de voorkeur geven aan die dwangarbeider? Vernietig je met dit soort statuten geen reguliere werkgelegenheid, in plaats van kansen te creëren?

Winst op de lange termijn

Zijn er betere maatregelen denkbaar? Het antwoord is: zeker. Deze week nog publiceerden wij in opdracht van Actiris, de Brusselse arbeidsbemiddelingsdienst, een haalbaarheidsstudie van ‘zones zonder langdurige werkloosheid’. Dat concept draait in Frankrijk al een vijftal jaar, nu in vijftig proeftuinen. De ambitie is dezelfde als bij de verplichte gemeenschapsdienst, maar de ethische fundering is veel gezonder, gebaseerd op vier pijlers. Eén: elke persoon heeft recht op arbeid en op de vrije keuze van werk. Twee: iedereen is inzetbaar, ook al zijn sommige mensen door omstandigheden weinig productief. Er moet dus werk op maat gecreëerd worden en het tekort aan productiviteit moet worden gesubsidieerd. Drie: er is ruim voldoende werk voor iedereen – ook al worden niet alle behoeften gedekt door de vrije markt. Denk maar aan de circulaire economie, duurzame voeding, buurtdiensten, mobiliteit, kinderopvang, onderwijs … Allemaal diensten met een grote maatschappelijke meerwaarde buiten de vrije markt. En vier: in een rijke samen­leving ontbreekt het niet aan middelen om die werkgelegenheid te financieren. Om te beginnen kost ­elke langdurig werkloze zowat 26.500 euro per jaar aan de ­gemeenschap. Je kunt die kost beter (zo lang en zo veel als nodig) omploegen naar werkgelegenheidssubsidies. Een slim werkgelegenheidsbeleid valt zeker duurder uit dan de verplichte ­gemeenschapsdienst, maar volgens onze schattingen kan het erg rendabel zijn. Voor de gemeenschap kan het een nettowinst opleveren vanaf dag één. Voor de overheid duurt dat wat langer (3 tot 4 jaar), maar op de lange termijn is de winst voor de openbare financiën zelfs ­groter dan die voor de doelgroep. Na ­5 tot 10 jaar kunnen ‘buurten zonder langdurige werkloosheid’ tot drie keer meer opbrengen dan ze kosten.

Het werkgelegenheidsbeleid moet niet alleen berusten op gezond verstand, maar ook op een gezonde ethische basis en economisch inzicht.

Bron: De Standaard

Laat een reactie achter