Koen Lemmens: ‘Mag ik een potlood, meneer? Hoe de daling van koopkracht voelbaar wordt in de klas’

Tijdens de laatste deliberatie klassenraden kwam het meer dan eens op tafel, buiten het bespreken van de resultaten: ‘De leerlingen hebben geen materiaal meer bij.’ Goed, er zal zeker ook een portie luiheid en onverschilligheid bij zijn, maar het is opvallend dat zelfs basismateriaal als balpen, potlood, gom en scherper niet meer in de pennenzak zit, als die er überhaupt zelfs is. Voor mijn vak, de creatieve vakken als Artistieke Vorming, Plastische Opvoeding en Expressie, is dit echt nefast. Ik heb zelf een doos met tekenmateriaal in mijn atelier staan om de leerlingen in gang te kunnen zetten. Een doos die ik echter maandelijks moet spijzen gezien het materiaal vaak niet terugkomt. Leerlingen nemen het mee naar huis, maar de week daarop zit het toch weer niet in hun pennenzak.

Het zal raar klinken maar een artistiek vak geven kost de leerkracht best wat geld. Tenminste als je een opbracht wil geven die wat verder gaat dan het tekenen van een appel in zijn weg naar verrimpelend biologisch afval. In principe kan alles aangekocht worden via school, maar dat betekent dat het op de rekening van de leerlingen terecht komt, die voor velen al veel te hoog is.

Als klastitularis mocht ik op de proclamatie de afstuderende leerlingen in de feestzaal hun diploma overhandigen. Aan één leerling mocht ik haar diplomamap niet afgeven, terwijl ze wel geslaagd was. Ik moest deze leerling discreet naar de directeur doorverwijzen om op zijn bureau haar diploma af te gaan halen. Er was namelijk een historische schuld opgebouwd van over de zes jaren humaniora, die de school toch nog op een of andere manier betaald wilde zien. Wees dan maar die leerling in haar mooiste kleedje en heb maar ouders die het water aan de lippen staat. Natuurlijk krijgt die leerling haar verdiende diploma, maar hoe zuur moet het niet zijn om op het einde van je schoolloopbaan dit te moeten meemaken. Mijn hart bloedde. Het is niet nieuw als ik de openstaande schulden aan scholen even aanhaal.

De leerplannen voor artistieke vakken vragen – gelukkig – wat meer dan een ‘tekening maken’ en dagen ons uit om verder dan het potlood en papier te kijken. Maar materiaal is een probleem en als creatieve leerkracht moet ik dus creatief genoeg zijn om opdrachten te verzinnen, die passend binnen het leerplan en zijn doelstellingen, zo budgettair mogelijk gemaakt kunnen worden. Maar basismateriaal heb je altijd nodig. Kleurpotloden, schrijfstiften, acrylverf,… en niet te vergeten papier dat ook niet goedkoper is geworden. Kortom het is altijd een extraatje op de rekening.

Er is materiaal op school aanwezig, er is zelfs een winkeltje, maar zoals ik al eerder vertelde, zal het steeds financieel verdeeld worden over de leerlingen die je hebt. Tekenpapier staat daar los van, dat wordt naargelang het verbruik en papiersoort dat de leerling kiest, verrekend. Over hoeveel geld gaat dat dan? Wel, dat gaat snel naar de 50 tot 90 euro per jaar en dat is enkel voor het basismateriaal. Als het eens iets speciaal moet zijn, zoals binnen een Geïntegreerde Proef (GIP), dan loopt dat snel op. Zo heb ik dit jaar de leerlingen een wijnetiket laten ontwerpen voor op een wijnfles, die in een gepersonaliseerde houten wijnkistje gepresenteerd wordt. Buiten het materiaal dat op school aanwezig is (en al betaald is) koop ik het kistje en de fles wijn aan en bezorg de rekening aan het financieel secretariaat, die dit ook verder verweken. Dat wil zeggen: op de rekening zetten. Het stickermateriaal dat nodig is en de kleurendruk doe ik zelf thuis om wat te bezuinigen, maar mijn inkt kost ook geld. Binnen deze GIP horen nog twee receptenboekjes, één ‘recepten op kot’ en één met de gerechten van het ‘Walking Dinner’, door de school aangeboden aan de ouders. Fotokopies komen ook rechtstreeks op de rekening. Kortom, dit koken kost geld. Meer en meer merken mijn collega’s en ik op dat het steeds moeilijker wordt om zulke ‘grote’ opdrachten te doen. Je merkt echt wel dat het voor verschillende ouders moeilijk is alles zomaar aan te kopen. Meer en meer zit het hen in die kleine dingen.

Hoe vaak ik de zin: ‘Mag ik een potlood, meneer?’ zal horen, kan ik al voorspellen, tot mijn laatste dag.

Ik heb gelukkig nog de financiële slagkracht om mijn magazijn vol te steken met extra materiaal en neem voor sommige opdrachten die ik graag met mijn leerlingen wil doen de extra kosten voor mijn eigen rekening. Maar dat is natuurlijk niet de bedoeling en dat geeft ook wrijving naar andere collega’s die niet in de financiële mogelijkheid zijn om dat extra materiaal aan te kopen.

Gelukkig ben ik een notoire verzamelaar: via allerlei kanalen laat ik alles wat mogelijk bruikbaar is aanrukken of ik ga het ophalen. Zo creëer ik vaak nieuwe ideeën met een grote gift papier, knutselmateriaal en ander materiaal dat anders zou weggegooid worden. Zo ben ik in mijn verzamelwoede, om het budget in te krimpen, al ver gereden om bijvoorbeeld papier uit gesloten drukkerijen te gaan op halen. Mijn collega’s zijn ondertussen op de hoogte van mijn verzamelwoede en spijzen ook vaak mijn rekken met materiaal dat ze anders zouden weggooien of verwijzen me naar mensen die op het punt staan iets weg te doen. Hierdoor ben ik voor mijn creatieve collega’s een soort van ‘voedselbank’ geworden, waar wel altijd iets ligt dat een aanleiding kan zijn tot een opdracht.

Hoe vaak ik de zin: ‘Mag ik een potlood, meneer?’ zal horen, kan ik al voorspellen, tot mijn laatste dag. Dat maakt mij niet mistroostig of gedemotiveerd, maar het zichtbaar toenemen van de ‘armoede’ om extra materiaal aan te kopen, is een teken van deze tijd. Het is iets om mee rekening te houden. En dan spreek ik nog niet over een veel erger probleem, namelijk ’de lege brooddozen’ en de jongeren die zonder eten aan onze schoolpoorten staan.

Bron: Knack

Laat een reactie achter