Steven Van Hecke: ‘Een opwarmer voor Europa’

Wat brengen 2020 en het volgende decennium ons? We vroegen vijf opiniemakers om in hun glazen bol te kijken. Vandaag buigt Steven Van Hecke zich over de toekomst van Europa.

De Europese Unie neemt afscheid van een decennium getekend door crisis. De nieuwe machtshebbers willen de bladzijde omslaan en de Europese integratie een nieuw elan geven. Met dank aan de klimaatopwarming.

Het tweede decennium van de 21ste eeuw was een crisisdecennium: euro, migratie, interne (terrorisme) en externe veiligheid (Rusland), en natuurlijk de brexit. Niet dat crisissen ongewoon zijn in de Europese Unie . In zekere zin bestaat de EU bij de gratie ervan. Het Europese integratieproces gaat niet vooruit omdat de Belgen, de Litouwers en de Grieken elkaar sympathiek vinden en daarom samen pakweg een transportbeleid op poten willen zetten.Neen, intense samenwerking komt doorgaans tot stand omdat er problemen zijn. Of beter: omdat de lidstaten niet in staat zijn de problemen alleen op te lossen. Voor oplossingen zijn ze op dit continent tot elkaar veroordeeld. Crisissen behoren tot het DNA van de Europese Unie.

Maar zo veel crisissen in een relatief korte tijdspanne, die elkaar dikwijls doorkruisten, dat was de voorbije jaren redelijk ongezien. Het deed naar adem happen en bracht Europa in zwaar weer. Existentieel werd het alleen toen de financiële markten de aanval op de euro inzetten en Griekenland dreigde uit de monetaire unie te stappen.

Maar voorts leek de constructie merkwaardig robuust. De Unie viel niet uit elkaar, ondanks talloze onheilstijdingen. Grote sprongen voorwaarts werden evenmin gemaakt. Kijk maar naar de migratiecrisis. De problemen werden ‘gemanaged’, maar van structurele oplossingen is nog geen sprake. Daarvoor zijn de interne tegenstellingen te groot en is de Unie te divers. Het vertrek van de Britten zal daar weinig of niets aan veranderen.

Uitgerekend de brexit is de voorbije jaren een zegen gebleken, of heeft toch tenminste de indruk gewekt dat de Unie een club is waar het nog niet zo slecht toeven is.

Uitgerekend de brexit is de voorbije jaren een zegen gebleken, of heeft toch tenminste de indruk gewekt dat de Unie een club is waar het nog niet zo slecht toeven is. Er blijft uiteraard veel onbehagen over alles wat misloopt in de Europese Unie, ook bij de politici die het voor het zeggen hebben. Maar dat het Verenigd Koninkrijk de rest van Europa de rug toekeert, heeft het Europese integratieproces opnieuw populair gemaakt. Ook en vooral bij de publieke opinie. Voor het eerst tekent de Eurobarometer cijfers op die doen terugdenken aan de periode voor het fameuze crisisdecennium.

Aan het Schumanplein beseffen ze dat dit omgekeerde brexiteffect wel eens van korte duur zou kunnen zijn. Een club waarvan de leden alleen tevreden zijn omdat het buiten koud en kil is, lijkt geen lang leven beschoren. Er is nood aan een positiever perspectief op langere termijn dat alles en iedereen wil mobiliseren en de donkere bladzijde van de crisissen omslaat.

Vanzelfsprekend

Zo’n perspectief is het Europese integratieproces, dat begon als een vredesproject, niet vreemd. De Frans-Duitse strijd om het overwicht op het Europese continent slachtofferde drie generaties op het slagveld. Een einde aan deze desastreuze machtsstrijd kon alleen binnen een breder kader: onder goedkeurend oog van Washington werd de Frans-Duitse verzoening gebetonneerd binnen de toenmalige West-Europese integratie.

Oorlog werd gaandeweg ondenkbaar. Vrede is zo vanzelfsprekend dat het nauwelijks mobiliserend werkt. Alleen de dreiging van het wegvallen van de Amerikaanse militaire bescherming heeft recente de roep om een eigen Europese defensie weer kracht bij gezet. Al lijkt niemand bereid fors voor zo’n leger te betalen, laat staan voor Europa te willen sterven, letterlijk. Tot zover de eensgezindheid.

Naast vrede is voorspoed door economische ontwikkeling het grote verhaal van de Europese integratie geworden. De euro- en migratiecrisis hebben dat vooruitgangsdenken zware klappen toegebracht.

Europa verenigen op basis van zijn rijke culturele erfgoed mobiliseerde evenmin voldoende. Het zet vooral de diversiteit in de verf. Leuk voor citytrips, maar niet slagkrachtig genoeg om de Europese integratie een nieuw elan te geven. Tradities worden getolereerd, maar over geschiedenis wordt beter gezwegen.

Dat geldt bij uitstek voor religie. Zelfs een verwijzing naar de joods-christelijke traditie in de preambule van het Grondwettelijk Verdrag was aan het begin van dit decennium voor velen een brug te ver. En sindsdien is alles wat met islam te maken heeft eerder een splijtzwam dan een bindmiddel. Dat de Hongaarse premier Viktor Orban en de voormalige Italiaanse vicepremier Matteo Salvini zich recent hebben uitroepen tot beschermers van het christelijke Europa, helpt evenmin.

Naast vrede is voorspoed door economische ontwikkeling het grote verhaal van de Europese integratie geworden. De eengemaakte markt bracht meer welvaart en deed interne grenzen verdwijnen. Sociaal beleid bleek veel moeilijker te organiseren. Lidstaten hielden vast aan hun eigen soevereiniteit. De euro- en migratiecrisis hebben dat vooruitgangsdenken zware klappen toegebracht. In beide gevallen was het aanvankelijk ‘sauve qui peut’ en hebben de besparingsdrift en het gebrek aan solidariteit diepe wonden geslagen, vooral in Zuid-Europa.

Enthousiasme

Niets is ooit perfect, maar de monetaire unie heeft standgehouden en ook de Schengenzone werkt. Alleen nodigen die werven niet uit tot overdreven enthousiasme. Om de integratie heruit te vinden komen ze dus niet in aanmerking. Dat geldt ook voor de uitbreiding met nieuwe lidstaten. De wachtkamer van de Unie is nog steeds populair, maar intern is er – ingegeven door ‘enlargement fatigue’ – veel verzet.

Blijft over: de strijd tegen de klimaatopwarming. Het lijkt het ideale nieuwe verhaal van de Unie. Brussel heeft de steun van de jongere generaties, kan technologische innovatie koppelen aan economische ontwikkeling en Europa zo opnieuw op de wereldkaart zetten. Met de ambitie om tegen 2050 het eerste klimaatneutrale continent te worden, hoopt de Unie te tonen weer tot daadkracht in staat te zijn.

De strijd tegen de klimaatopwarming lijkt het ideale nieuwe verhaal van de Unie.

De komende maanden en jaren zijn cruciaal om de verwachtingen van dit Europese ‘man to the moon project’ tegen het eind van dit decennium in te lossen. De nieuwe Europese leiders moeten erop toezien dat bij de burgers voldoende draagvlak is. Hopelijk biedt de conferentie over de toekomst van Europa die begin 2020 start soelaas. Tegelijk moeten de Europese leiders absoluut vermijden dat de klimaatdoelstelling als een louter West-Europese missie wordt gepercipieerd. Dat Polen al bij aanvang uitstel heeft afgedwongen, is een veeg teken.

In mei van dit jaar blaast het Europese integratieproces 70 kaarsjes uit. We mogen dus een hele reeks hoogdravende toespraken en vieringen verwachten. Er zal achterom worden gekeken en vooruitgeblikt. Maar pas in 2030, bij de 80ste verjaardag, zal blijken of de strijd tegen de klimaatverandering de Europese Unie daadwerkelijk een nieuw elan heeft bezorgd. De inzet is niet min: niet alleen de toekomst van de planeet, ook die van het integratieproject zelf staat op het spel.

Bron: De Tijd

Laat een reactie achter