Open brief: ‘Zomermanifest 2014’

De nieuwe regeringen wachten grote uitdagingen. Het begrip neoliberalisme vat tal van maatschappelijk tendensen samen: primauteit van de vrije markt, verschuiving van verantwoordelijkheden van de collectieve naar de individuele sfeer, verlies aan solidariteit, economische parameters om geluk en succes te meten, nadruk op efficiëntie en prestatiegerichtheid, afbraak van sociale netwerken … . Gevolg: sterke toename van sociale ongelijkheid, wantrouwen, onzekerheid, angst, burn-out, enzovoort. Deze analyse is gekend, maar wat is het alternatief?
In dit manifest richten we ons in eerste instantie tot de politieke verantwoordelijken van alle partijen en alle bestuursniveaus. Het reikt geen pasklare oplossingen voor specifieke problemen aan. Het zet vier grote principes uiteen: de rode draad voor een geïnspireerd en inspirerend beleid en bestuur over alle beleidssectoren heen. De vier principes zijn afkomstig uit de christelijke sociale leer en worden gedeeld door humanisten: menselijke waardigheid,algemeen welzijn (het bonum commune), subsidiariteit en solidariteit.

Menselijke waardigheid

De onaantastbare menselijke waardigheid van elke persoon mag men nooit ontnemen. Dit veronderstelt een gelijkwaardige, maar niet noodzakelijk gelijke behandeling. Mensen met een beperking moeten bijvoorbeeld aanspraak kunnen maken op betere voorzieningen om als gelijkwaardig behandeld te kunnen worden.

Menselijke waardigheid speelt een belangrijke rol in beslissingen omtrent gezinsbeleid (bv. garantie van toereikende kinderbijslag voor kinderen uit lage-inkomensgezinnen), huisvesting (bv. prioriteit van het recht op betaalbare en kwaliteitsvolle huisvesting voor de zwakste groepen boven het behoud van de woonbonus) of arbeids- en socialezekerheidsrecht (bv. geen verarming van langdurig werklozen, geen dwangarbeid als voorwaarde voor sociale bescherming, bescherming tegen extreme flexibilisering van de arbeid, uitbuiting en slavernij), zorgomkadering (bv. netwerk van palliatieve zorg bij levenseinde).

Op buitenlands vlak inspireert dit principe tot inzet voor universele mensenrechten (en niet enkel voor landen die beschikken over economisch interessante natuurlijke rijkdommen): kan Europa een prominentere rol spelen in het wegwerken van discriminatie, van de achterstelling van allochtonen op de huurmarkt tot de vervolging van holebi’s in een aantal Afrikaanse en Aziatische landen.

Algemeen welzijn

Naast onze individuele en onaantastbare menselijke waardigheid, komen we pas tot ontplooiing doorheen contacten met andere mensen. Het is van belang dat beleidsbeslissingen het algemeen welzijn versterken door de voorwaarden te garanderen om individuen en gemeenschappen volwaardig te laten ontwikkelen.

De overheid dient daarom te waken over (quasi)collectieve basisdiensten (gezondheidszorg, arbeidsvoorziening, opvoeding en onderwijs), maar ook over het gemeenschapsleven als dusdanig (bv. respect voor het sociaal overleg, ondersteuning van het verenigingsleven, bevordering van de multiculturele samenleving en van de inter-levensbeschouwelijke dialoog).

Het principe van algemeen welzijn sluit uit dat bepaalde groepen of individuen om welke reden dan ook uitgesloten zouden worden (cf. het schrijnende tekort aan staanplaatsen waardoor woonwagenbewoners telkens weer in conflict komen met omwonenden en lokale besturen; de psychologische verwaarlozing van geïnterneerden in gevangenissen of detentiecentra; jongeren die na uitsluiting door een school blijvend van onderwijs verstoken worden).

Subsidiariteit

Burgers verwachten tegenwoordig alles van de overheid, wat indruist tegen het principe van de subsidiariteit. Overheden mogen geen betuttelende besluiten nemen, niet in de plaats treden van maatschappelijke organisaties maar ruimte laten aan het initiatief van onderuit. Elke mens moet uitgedaagd worden een bijdrage te leveren aan de opbouw van de samenleving en de overheid moet dit aanmoedigen: De overheid draagt de eerste verantwoordelijkheid om de gelijke behandeling van elke mens te verzekeren, en de burgers en het middenveld hebben het recht en de plicht om in te springen waar zij vinden dat de overheid tekortschiet.

De overheid mag haar sociale verantwoordelijkheden niet afwentelen op de private caritas, maar burgers moeten ook niet alles afwentelen op de staat. Besluitvorming werkt dan ook best sensibiliserend, motiverend en bijsturend waar noodzakelijk. Een mooi voorbeeld is de sociale economie, waarbij privaat ondernemerschap samengaat met het gemeenschappelijk belang i.p.v. het privaat winstbejag (leerwerkcentra, buurtdiensten, sociale werkplaatsen, kringloopbedrijven enz.).

De ijver om àlle burgers, ook langdurig werklozen of minder-validen, actief te laten bijdragen aan de samenleving (de zogenaamde ‘participatiesamenleving’) mag niet ontaarden in een totalitaire welvaartsstaat die de zwaksten allerlei lasten oplegt in ruil voor diensten of een uitkering. Echte participatie moet van de burger zelf komen: laat ons de ruimte scheppen opdat hij vrij kàn participeren, veeleer dan hem te doen klussen uit afgunst.

Solidariteit

Steeds meer mensen krijgen het gevoel (aangepraat) dat ze anderen tot last worden. Het argument speelt een rol in de overstap naar een rusthuis of bij beslissingen omtrent het levenseinde. Maar ook in het nadenken over hoe een multiculturele samenleving, ook over de taal- en landsgrenzen heen, kan opgebouwd worden. Het principe van solidariteit gaat ervan uit dat mensen niet alles alleen moeten doen. Solidariteit bij besluitvorming gaat over het appel op de wederzijdse verantwoordelijkheid van burgers. Solidariteit wordt niet gestimuleerd door medelijden op te wekken, maar door een oprechte betrokkenheid te creëren. En die betrokkenheid om te zetten in daden. Denk aan de talloze mantelzorgdragers enz.

Ons land kent één van de minst ongelijke inkomensverdelingen ter wereld, en één van de hoogste ratio’s inzake ‘sociaal kapitaal’ (sociale bescherming en collectieve diensten zoals kinderopvang, gezondheidszorgen, thuiszorg). Het werd door de Europese Commissie geprezen om het stabiliserend effect van deze verworvenheden in de jongste crisisperiode. Het stelselmatig afbouwen van dit sociaal kapitaal kan op termijn onherstelbare schade aanrichten aan het maatschappelijk weefsel. De groeiende kloof tussen arm en rijk dient gedicht.

Vanzelfsprekend?

Kan hier iemand tegen zijn? Hopelijk niet. Klinkt het allemaal vanzelfsprekend? Misschien. Maar de feiten tonen aan dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend is. Hebben we de laatste tijd niet te veel seizoenen op één dag gezien, mede door de steekvlampolitiek? Voor elk probleem wordt een instant-oplossing gezocht, maar zo worden problemen op de lange baan geschoven. Het blijft meer dan ooit noodzakelijk om op lange termijn te denken en vanuit een samenhangende visie op onze gemeenschappelijke toekomst: waarmee is onze samenleving het best gebaat de komende decennia? We kunnen enkel een oproep formuleren, opdat de beleidsmensen zich bij die beslissingen laten leiden door deze principes, ze op alle beleidsdomeinen toetsbaar maken en daadwerkelijk toepassen.

 

Door Ludo Abicht, Jan De Groof, Ides Nicaise, Hans Geybels,  Luc Van der Kelen en Steven Van Hecke.

Bron: De Redactie – 25 juli 2014

Laat een reactie achter