Gertjan Monteyne en Steven Cappellen: ‘Godsdienstleraar kan bruggenbouwer zijn in polariserende tijden’

‘Vandaag worden er steeds meer vraagtekens gezet bij de levensbeschouwelijke vakken op school, maar net in tijden van superiversiteit en polarisering kan het vak godsdienst een waardevolle dialoog op gang brengen’, schrijven Gertjan Monteyne en Steven Cappelen naar aanleiding van de Canvas-reeks ‘Hoe was het op school?’.

Recente berichtgeving in de media wijst op een zorgwekkende evolutie in het onderwijs: er is een toenemende polarisatie en radicalisering merkbaar onder leerlingen. Zowel het gemeenschapsonderwijs als het katholiek onderwijs rapporteren een stijging in meldingen. Dit is wellicht herkenbaar voor zowat iedereen die vandaag voor de klas staat. In de eerste aflevering van het canvasprogramma ‘Hoe was het op school?’ werd treffend geïllustreerd hoe de klas in de afgelopen decennia op allerlei gebied steeds diverser werd.

De diversiteit heeft vandaag plaats gemaakt voor superdiversiteit. En overal waar veel meningen samenkomen, durven die wel eens te botsen. Lesgeven is er daardoor niet eenvoudiger op geworden, getuige ook het lerarentekort en de nog steeds grote uitstroom van startende leraren

Het lijkt misschien of het probleem van polarisatie uitsluitend bij de schoolgaande jeugd te vinden is en dat een nieuwe generatie enkel een nieuwe handleiding vergt. De groeiende polarisatie op school is slechts een symptoom van een bredere maatschappelijke tendens. Lees de felle en emotionele discussies over het conflict Israël-Palestina, ontrafel de algoritmes op sociale media of sla een willekeurige commentaarreactie van een online krant er maar even op na… De klas fungeert als een spiegel, een boeiende microkosmos waarin maatschappelijke dynamieken en processen boven water komen.

We zijn ervan overtuigd dat het vak godsdienst hier eveneens een waardevolle bijdrage aan levert en zo mee een antwoord kan bieden op deze maatschappelijke tendens. We doen dit niet vanuit een neutraal standpunt, maar met het joods-christelijk mens- en wereldbeeld als toetsteen. De leerling leert zich in alle vrijheid te verhouden ten opzichte van thema’s, standpunten en meningen en ontdekt zo iets van zijn eigen positie en deze van anderen rondom zich. Volgens ons is dit de unieke meerwaarde van het vak binnen het curriculum. Reden bovendien waarom de godsdienstlessen en hun leraren ook vaak door (oud-)leerlingen als bijzonder inspirerend en waarderend worden beschouwd.

Het is daarom vaak in de godsdienstles dat polarisering en radicalisering aan het licht komen. De godsdienstleraar dient alert te zijn wanneer leerlingen binair denken en dit tot intolerantie leidt: “ik ben verdraagzaam, maar tot op het punt waar de ander onverdraagzaam wordt”.

In het vak godsdienst staat de dialoog centraal. Dialoog is echter niet hetzelfde als debat. Leerlingen moeten tegenwoordig voor elk vak debatteren. Een debat is als een boksmatch, waarbij je de tegenstander probeert te overtuigen met jouw argumenten en op het einde een winnaar uit de bus komt. Met de stijgende verkiezingskoorts, smullen we van debat in een gemediatiseerde spektakelmaatschappij. Wat in de godsdienstles gebeurt is echter geen debat, maar een dialoog – een empathische dialoog. Hier draait het niet zozeer om definitieve antwoorden, maar om het stellen van vragen en het luisteren naar elkaar. Het is zoeken naar evenwicht en samenwerking, het benoemen van de verschillen en uitspitten van de gelijkenissen. Het proberen in de schoenen van de ander te gaan staan en zelfs doorheen de soms grote verschillen de ander als gelijkwaardig te benaderen.

De oplossing voor radicalisering lijkt ons alvast niet te liggen in het ontkennen, verbergen of minimaliseren van diversiteit. Integendeel, zijn we in staat de verschillen te benoemen en naar waarde te schatten? Diversiteit is de tegenhanger van eenheidsworst (dat is er al voldoende in het onderwijs). Op die manier probeert de godsdienstleraar nuance te brengen en vormt hij een brugfunctie. Zal dit dé dam werpen tegen polarisatie? Uiteraard niet helemaal, maar ze leggen misschien wel kleine bouwsteentjes. Wat in klas gebeurt is immers een oefenplaats en dienst voor de samenleving.

Toch worden er steeds meer vraagtekens gezet bij die levensbeschouwelijke vakken. Sommige directeurs zijn deze lessen liever kwijt dan rijk. Voornamelijk praktische en organisatorische problemen worden benoemd, het zijn terechte bezorgdheden waar we ook als levensbeschouwelijke vakken zelf een antwoord en oplossingen moeten voor bieden.

Maar is het alternatief zoveel beter? Voor veel leerlingen is de aanwezigheid van het vak op school een erkenning van hun cultuur en geloof of een moment van reflectie. Het is de enige plek waar jongeren in contact komen met goed opgeleide leraren die hen kritisch leren zoeken naar hun eigen levensbeschouwelijke positie. Het vergt de nodige kennis om complexe levensbeschouwelijke vragen van kinderen op een accurate manier te beantwoorden. Willen we deze zoekende jongeren dan aan hun lot overlaten, of richting het internet of sociale media sturen om antwoorden laten zoeken? Is dit werkelijk dé oplossing tegen radicalisering?

De uitdaging van de toekomst voor het onderwijs is om een cultuur van verdraagzaamheid en respect voor diversiteit te laten weerklinken. In een oorlogstijd als deze, waarin bruggen letterlijk en figuurlijk worden opgeblazen klinkt de oproep naar bruggenbouwers des te luider. Er is geen mooiere en belangrijkere job dan hieraan te kunnen meewerken. Alvast onze waardering en appreciatie voor al die bruggenbouwers die dagelijks het beste van zichzelf geven.

Bron: Knack

‘Godsdienstleraar kan bruggenbouwer zijn in polariserende tijden’

Laat een reactie achter