Gertjan Monteyne: ‘Twijfelen op Goede Vrijdag’

Vandaag staan heel wat zekerheden op losse schroeven. We renoveren ­momenteel onze woning en worden geconfronteerd met stijgende grondstofprijzen en onzekere leverings­tijden. Bovendien weten we niet meer voor welk verwarmingssysteem te ­kiezen. Gaan we straks voor een dure elektrische wagen of wordt het toch weer benzine?

Het zijn luxekwesties, want voor steeds meer mensen is er de onzekerheid of ze wel zullen rondkomen ­tegen het einde van de maand. Na ­corona dachten we weer wat stabiliteit te krijgen, maar toen begon de oorlog in Oekraïne. Dat leidt tot heel wat ­vragen en existentiële onzekerheden, bij sommigen zelfs de angst voor een nucleair armageddon. De evidenties (vrede, economische stabiliteit en vooruitgang) waar mijn generatie, de millennials, mee is opgegroeid, worden onderuitgehaald. Niets lijkt vandaag nog zeker.

Die onzekerheid zorgt voor wantrouwen, extremisme en cynisme. Dit wordt duidelijk in politieke peilingen en het tanend vertrouwen in de democratie. De onophoudelijke stroom van negatieve ­berichtgeving in de media geeft de doodsteek aan de hoop. Leraren ­getuigen dat er bij een deel van de jongeren pessimisme of zelfs fatalisme leeft. Het recentste IPCC-rapport en de doemberichten over het klimaat voeden de twijfels van jonge mensen. Waarom nog studeren als de wereld toch vergaat?

De vervelendste dag

Wat mag ik hopen? Die vraag van Kant blijft actueel. Kan en mag ik nog ­hopen in deze verwarrende tijd?

Christenen vieren vandaag Goede Vrijdag en herdenken de kruisdood van Jezus. Het is voor mij de vervelendste dag in mijn zoekend gelovig zijn. In deze tijd herken ik mezelf meer dan ooit in de leerlingen van ­Jezus, die op zijn sterfdag plots in ­diepe onzekerheid verkeerden. Ze hadden hun job en familie opgegeven om hem te volgen, maar dan werd hij veroordeeld en stierf hij aan het kruis. Al hun evidenties, verwachtingen en hoop werden verbrijzeld op die Goede Vrijdag.

Goede Vrijdag leert me om het leed en de ­tegenslag in het leven ten volle ernstig te nemen en niet onder de mat te ­vegen

Tot vandaag is hopen een risicovolle onderneming. Je loopt het ­gevaar te worden afgeschilderd als een naïeveling die illusies achterna holt. Als een soort moderne, rokende hippie die in trance met de handen in de lucht op muziek meewiegt, terwijl de wereld in brand staat. Het lijkt op de makkelijke hoop uit Disney en Hollywood: op het eind komt alles goed.

Echte hoop is volgens mij iets anders. In de Franse taal kent men het onderscheid tussen l’espoir en l’espérance. Een nuance die in onze moedertaal ontbreekt. L’espoir is de hoop dat alles goed zal aflopen op de korte termijn. Daartegenover staat l’espérance, een diepere hoop, een grondstroom voorbij individuele gebeurtenissen, die getuigt van vertrouwen in de werkelijkheid.

Nooit iemand opgeven

Wat betekent die diepe hoop voor mij? Het zijn mijn twee kinderen, ­spelende en ontdekkende kleuters die de belofte van een nieuwe ­toekomst in zich dragen. Het is de veerkracht die in mensen schuilt. Het vertrouwen dat er altijd een toekomst is, ook al loopt het daarom niet altijd goed af. Het is de dragende en uit­dagende kracht in het onderwijs. ­Geloven dat zelfs de vervelendste leerling uit de klas een toekomst heeft. Plus est en vous, nooit iemand op­geven. Vandaar mijn diep respect en waardering voor leraren, ze werken in de verloskamers van de hoop.

Het is een hoop die wordt gewekt door verhalen, muziek, literatuur, ­poëzie … Ik herken het in het appel van de kunst die het visioen levendig houdt, ze ziet erop toe – om het met Nietzsche te zeggen – dat we niet aan de waarheid ten onder gaan. Vinden we in onze technologische maatschappij nog voldoende ruimte waar dit kan weerklinken? Leren we jongeren, naast STEM en nutsdenken, ook die taal machtig worden?

Toch wil ik niet naïef zijn. Het vergt durf om te hopen. De weg naar Pasen passeert langs het kruis. Die realiteit moeten we onder ogen zien. Goede Vrijdag leert me om het leed en de ­tegenslag in het leven ten volle ernstig te nemen en niet onder de mat te ­vegen. Geen ‘hiep hiep hoera, alles komt goed’. Het is wel proberen je voor te stellen wat nog niet bestaat en van daaruit het goede doen. Het is ­tekenen van hoop willen zien in een kind dat opstaat als het gevallen is, in de bloesems van de lente … Een vertrouwen dat er een toekomst is, ook als we die niet meer verwachten. ­Althans, dat hoop ik.

Bron: De Standaard

Laat een reactie achter