Ingeborg Jostock: ‘De vaste benoeming is de vloek van het Vlaamse onderwijs’

Het schooljaar is ten einde. Na een weekje bang afwachten ontvingen de leerlingen hun attesten: er was zoals elk jaar opluchting, ontgoocheling en wanhoop. Kort nadien kwam het oudercontact met de nodige toelichtingen, en na de belangrijke inzage van de proefwerken door de leerlingen, die beseffen hoe essentieel zelfreflectie is, werden de examens netjes gebundeld per klas om daarna in de zelfklevende wikkels een plaats in het archief te krijgen, wachtend op de volgende doorlichting. Het jaar is ‘afgewikkeld’. Maar nog niet helemaal.

Tijdens de inzage van de proefwerken hoorden we collega’s roepen in de gang: ‘Het is er!’ Met klamme handen openden we het postvakje om de nieuwe opdracht voor volgend schooljaar te bekijken, ‘de puzzel’ die de directie en de personeelsdienst de voorbije weken hebben gelegd.

Het lerarenkorps krijgt op dat moment de invulling van het volgende schooljaar op een onbarmhartig A4’tje met een tabel in drie kolommen: aantal uren, vak, klassen. In een oogopslag probeert iedereen te vatten wat het concreet inhoudt. En weer was er zoals elk jaar opluchting, ontgoocheling en wanhoop. Heb je een A-attest en mag je blijven doen wat je zo graag doet en waarvan de voorbereidingen klaar zijn? Of heb je een B-attest, waardoor je volledig of gedeeltelijk in een ander uurrooster belandt, een ander vak moet geven, in een andere richting komt te staan. Of heb je een C-attest en krijg je te horen dat er geen opdracht meer voor jou is, ondanks je gulle inzet en je passie om les te geven.

Na ettelijke directiewissels zijn we er stilaan van overtuigd dat het de goede weg op gaat met onze school, dat we gehoord worden en dat er ruimte is voor eigen inbreng. Maar hoe komt het dan dat die opdracht voor volgend schooljaar bij veel collega’s zo verschilt van de voorkeuren die ze enkele weken voordien hebben doorgegeven? Waarom zien we collega’s ineens in tranen uitbarsten of volledig van streek de leraarskamer verlaten? Dat komt door de vloek van het Vlaamse onderwijs: het systeem van vaste benoemingen. Dat systeem was oorspronkelijk bedoeld om benoemde personeelsleden te beschermen, maar is uitgegroeid tot een vernietigende kracht die het zelfbestuur van scholen onderuithaalt.

Leengoed

Dat komt zo. Vastbenoemde leerkrachten die om welke reden ook de school verlaten om hun leven een andere wending te geven, behouden hun rechten op de school die ze hebben verlaten. ‘Hun’ urenpakket wordt dan een soort leengoed dat alleen naar collega’s mag gaan die nog niet vastbenoemd zijn. Aangezien het vaak om aantrekkelijke urenpakketten gaat (‘goede’ klassen, of uren waar je veel parallel kunt werken met één cursus), komen nieuwelingen in die luxepositie te zitten. Dat is leuk voor de pas aangeworven collega’s en het is hun van harte gegund, maar zij worden wel geconfronteerd met de wanhoop en de nijd van leerkrachten die zich vaak al tien jaar hebben ingezet voor de school. Die collega’s belanden namelijk in ‘open uren’ die minder aantrekkelijk zijn en waarin ze soms nooit eerder les hebben gegeven, laat staan dat ze het juiste profiel voor die opdracht hebben. Dat ze hun oorspronkelijke, geliefde lesopdrachten verliezen, is een kaakslag voor die ervaren collega’s, die zich al die jaren te pletter hebben gewerkt. Als ze dan ook nog eens de nieuwe collega’s met geen of minder ervaring moeten ondersteunen in de opdracht die ze hebben moeten afgeven, dan is het normaal dat de frustraties hoog oplopen.

Slachtoffer van het systeem

Dat systeem is nefast voor de collegialiteit en broederlijkheid op school. Onze enthousiaste nieuwkomers en zijinstromers zien dat met lede ogen aan, want ze zijn best bereid ‘onderaan de ladder’ te beginnen. Maar de complexe regeltjes achter de opdrachten verhinderen dat. Wisselen is kennelijk niet mogelijk. We voelen ons het slachtoffer van een systeem, want we slagen er niet in onze expertise en passie op de juiste plek in te zetten. Al die frustratie leidt ertoe dat ervaren leerkrachten afhaken.

Als leerkracht geschiedenis blijft een historische vergelijking door mijn hoofd spoken. In het onderwijs is een nieuwe standenmaatschappij ontstaan, waarbij de derde stand ondanks haar verdiensten onvoldoende inspraak heeft. De vloek van het systeem van vaste benoemingen maakt dat de bevoorrechte stand, de ‘happy few’ met een hoge anciënniteit, bepaalt dat de grote meerderheid elk jaar opnieuw met klamme handen het postvakje opent. Wanneer zal de derde stand de staten-generaal ver­laten om de eed te zweren: liberté, égalité, fraternité?

Bron: De Standaard

Laat een reactie achter