Ingeborg Jostock: ‘Hoe houd je de leerkrachten bij de les?’

‘In tijden van schaarste is het idee van de leerkracht-specialist een riskant manoeuvre’, schrijft Ingeborg Jostock van Logia. Deze bijdrage is de laatste aflevering van de zomerreeks  De Doordenkers van Knack.be: Loon naar Werken.

Met de invoering van de leraar-specialist tracht de overheid de vlakke loopbaan in het onderwijs aan te pakken en hierdoor het lerarentekort tegen te gaan. Maar zijn de ervaren leerkrachten die in aanmerking komen voor deze functie eigenlijk uit op een loonsverhoging? Toen eind mei het idee gelanceerd werd waren al kritische stemmen te horen.

De cijfers die we nu zien bevestigen dat de scholen niet happig zijn om gebruik te maken van de extra centen, want amper 6 procent van de Vlaamse directies hebben leraar-specialisten aangeduid, en zelfs deze zonder al te veel enthousiasme.

De redenen hiervoor liggen voor de hand. Ten eerste zijn er geen objectieve selectiecriteria die directies kunnen hanteren om collega’s aan te duiden die in aanmerking komen voor deze loonsverhoging van 8 procent. Want de meeste leerkrachten vervullen reeds extra functies binnen en/of boven hun lesopdracht, zoals taalbeleid, mentorschap voor nieuwe leraren, diversiteitsbeleid, begeleiding van stagiairs, middagactiviteiten enz. Hoe moeten directies het verschil maken tussen collega’s die wel of niet extra beloond worden voor hun taak, want het maximum dat mag toegekend worden op fulltimebasis per school ligt bij 5 procent van het personeelsbestand? En hoe zit het met de leraren onder de tien jaar anciënniteit die met evenveel expertise extra taken op zich nemen?

Terecht vreest men dat hierdoor de collegiale sfeer binnen het team bedreigd wordt, want de mens is nu eenmaal een ‘sociale vergelijker’, zoals Ans De Vos, expert duurzame loopbaan aan de Antwerp Management School, in mei van dit jaar al vaststelde in De Standaard. Zij vroeg zich af waarom deze maatregelen zo snel komen, terwijl de herziening van het statuut en de loopbanen van leerkrachten nog volop bezig is. Eerst moet, aldus De Vos, een breder HR-beleid binnen het onderwijs uitgewerkt en geïmplementeerd worden; pas dan zal het mogelijk worden om gedifferentieerde lonen uit te betalen.

Ook Lieven Boeven benadrukte deze week in een interview met De Tijd dat er eerst structureel aan een ‘totaalplan voor de loopbaan van leerkrachten’ gewerkt moet worden, voor je 30 miljoen euro investeert. Volgens hem is het ‘inhoudelijk geen slecht idee’, maar je kunt de kar niet voor het paard spannen.

Ten tweede haal je door deze maatregel ervaren leerkrachten uit de klas. Het is immers de bedoeling dat de leraar-specialisten andere taken op zich nemen, en daarvoor voltijds of halftijds vrijgesteld worden van het lesgeven. Dit is een riskant maneuver in tijden van schaarste, want het zorgt vanzelfsprekend voor een cascade-effect van openstaande uren die moeten ingevuld worden. En dan komen we bij de zijinstromers en gastleraars terecht die eerst moeten gevonden worden in tijden van schoolshoppen en algemene krapte op de arbeidsmarkt.

Vooral directies van grootstadscholen zien de door hen eerder aangeworven en ingewerkte collega’s vertrekken naar scholen die een ‘betere’ lesopdracht of een minder uitdagend leerlingenpubliek kunnen aanbieden. Dit is huilen met de pet op, want uit eigen ervaring weet ik dat er veel energie kruipt in de omkadering van nieuwe collega’s, niet alleen door de mentoren, maar ook door vakleerkrachten die parallel staan en hun best doen om hun expertise te delen.

En last but not least blijkt extra loon niet werkelijk de drijfveer te zijn voor mensen die zich geroepen voelen om leraar te worden of te blijven. De meesten kiezen bewust voor deze vrij uitdagende job waar geen dag lijkt op de andere. Velen worden leraar, omdat ze het gevoel hebben samen met hun team een verschil te kunnen maken in het leven van jongeren en op die manier bij te dragen aan een solidaire samenleving. Dit blijkt trouwens ook uit de getuigenissen van zijinstromers die onlangs de overstap van de privésector naar het onderwijs maakten.

Daarom is het absoluut noodzakelijk om de huidige en toekomstige leerkrachten in staat te stellen om deze kerntaak goed te doen: lesgeven aan de leerlingen. De waardevolle ruimte om onze jongeren in hun leerproces te begeleiden geraakt enorm onder druk door de te snel op elkaar volgende onderwijsvernieuwingen. Op die manier wordt de werkdruk nog zwaarder en daar helpt het niet om meer loon te willen uitkeren. Wat wél zou helpen is vermijden dat leerkrachten zo vaak telkens weer nieuwe leerplannen moeten bestuderen, passende leerboeken en methodes uitkiezen om dan de inhouden te vertalen naar het desbetreffend leerlingenpubliek. Dit weegt des te zwaarder, omdat een aanzienlijk deel van collega’s zich jaarlijks geconfronteerd ziet met een ingrijpende verandering van de lesopdracht, waardoor eerder geleverde inspanningen niet blijken te renderen. Dit levert enorme frustraties op.

Hoe geraakt het onderwijs uit deze neerwaartse spiraal? De blijde boodschap is dat elke crisis een katalysator is voor vernieuwingen. Niemand ontkent dat er nood is aan modernisering en professionalisering in het Vlaams onderwijslandschap. Vlaanderen heeft de expertise in huis: denk aan het rapport van de Commissie Beter Onderwijs, ook Commissie Brinckman genoemd van 2021, aan de huidige Commissie van Wijzen onder leiding van onderwijsexpert Dirk Van Damme en aan het onlangs opgerichte onafhankelijke kenniscentrum ‘Leerpunt’ onder pedagoog Pedro de Bruyckere. De uitdaging zal echter zijn om al deze initiatieven te stroomlijnen en ervoor te zorgen dat de inspanningen aankomen op de werkvloer waar de nood het grootst is.

Hier moet men vooral kijken naar een drastische vermindering van tijdsintensieve taken die niet direct bij de kerntaak van de leerkracht horen, zoals de praktijkopleiding van stagiairs en het inwerken van startende leerkrachten. Het rapport Brinckman stelt o.a. voor om de oefenscholen terug in te voeren om de verschillende spelers terug samen te brengen in de schoolpraktijk. In aangeduide oefenscholen in de buurt van hogescholen en universiteiten zou de nodige kruisbestuiving plaatsvinden tussen onderwijsexperten, lerarenopleiders, pedagogische begeleidingsdiensten van de netten en de ‘klasvloer’.

Dit zou in veel opzichten een verrijking zijn die niet eens kostelijk hoeft te zijn. Op die manier zou het nieuwe kenniscentrum een directe impact kunnen hebben op de opleidingen, terwijl andere scholen ontlast worden van deze extra taak. Bovendien zou er meer samenwerking ontstaan tussen de netten en zouden ‘good practice’ en effectieve leermethodes doorstromen naar het hele Vlaams onderwijs. Het zou zelfs voor minder uitval bij starters kunnen zorgen, omdat de omkadering en plaatsing gerichter zou verlopen.

De steeds stijgende getallen van zijinstromers bevestigen dat er mensen zijn die in het onderwijs geloven. Het zal lukken, want onze jongeren verdienen het.

Bron: Knack

Laat een reactie achter